a1 dialogen Flashcards
1
Q
nice to meet you (formal)
A
prettig met je kennis te maken
2
Q
how do you actually know each other?
A
hoe kennen jullie elkaar eigenlijk?
3
Q
i treat/its on me
A
ik trakteer
4
Q
give me a beer
A
doe mij maar een biertje
5
Q
you name it (ex. the waiter asking for your order)
A
zegt u het maar
6
Q
i don’t know
A
ik weet het niet
7
Q
a while
A
een poosje
8
Q
should we order again?
A
zullen we nog een keer bestellen?
9
Q
the same
A
hetzelfde
10
Q
give me
A
geef mij
11
Q
to pay
A
afrekenen
12
Q
to celebrate
A
vieren
13
Q
to have/take
A
nemen
14
Q
well then
A
nou
15
Q
once more
A
nog een keer
16
Q
the sentence
A
de zin