A retenir Hoe kun je in het frans... Flashcards
1
Q
vragen of iemand er is / Is … er?
A
… est là?
2
Q
vragen hoe het gaat/ Hoe gaat het?
A
Comment ça va?
3
Q
vragen wie je aan de lijn hebt/ Wie heb ik aan de lijn?
A
Qui est à l’appareil?
4
Q
vragen om even te wachten/ Wacht even/ Een moment (alsjeblieft)
A
Un moment (s’il vous plaît).
5
Q
je verontschuldigingen aanbieden/ Excuseer mij/ Pardon
A
Excusez-moi/ Pardon