a) Centraal rl Oeverwal Flashcards

1
Q

Andere benamingen

A

Oeverwal, stroomrug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Textuur

A

Zware zavel op kleiig zand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

GHG

A

80 cm en hoger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveelheid kalk?

A

Meestal kalkrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe goed gerijpt?

A

Volledig gerijpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe duidelijk is humus in de bovengrond te zien?

A

Onduidelijk te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe is de biologische activiteit?

A

Veel biologische activiteit, er is PHDP in aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Is er verbruining?

A

nee, geen verbruining, de bruinachtige kleur is natuurlijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Is er podzolisatie?

A

Nee, geen podzolisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Is er kleiverplaatsing?

A

Nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zijn er gleyverschijnselen?

A

Alleen gleyverschijnselen in de ondergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de normbodem van een oeverwal in het Centrale riviergebied?

A

Een xeromorfe kleivaaggrond oftewel een ooivaaggrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Is het landschap vlak of golvend?

A

Het landschap is zwak golvend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Is er veel bebouwing in het landschap?

A

Er zijn dorpen en oude boerderijen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe recht zijn de wegen?

A

De wegen zijn bochtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zijn er veel of weinig sloten? Hoe recht zijn deze?

A

Er zijn weinig sloten. De sloten die er zijn zijn bochtig, want ze volgen oude stroomgeulen.

17
Q

Hoe komt het dat de sloten op de oeverwallen bochtig zijn?

A

De sloten volgen oude stroomgeulen.

18
Q

Hoe wordt het land gebruikt?

A

Gevarieerd landgebruik, veel fruitteelt.

19
Q

Zijn er bomen, en waar staan ze als ze er zijn?

A

De bomen staan bij de wegen en bebouwing

20
Q

Wat voor soort verkaveling tref je hier?

A

Onregelmatige blokverkaveling

21
Q

Hoeveel natuurontwikkeling?

A

Geen

22
Q

Wat is verbruining en waar komt het voor?

A

Verbruining komt door het verweren van mineralen in de bodem en komt vooral voor op voedselrijkere zandgronden, zoals stuwwallen en rivierduinen.