A Flashcards

1
Q

A4’tje

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aanbod

A

aan·bod (het; o)
1
(economie) het aanbieden, dat wat op de markt wordt gebracht: vraag en aanbod
2
het aangebodene: dat is een voordelig aanbod; een aanbod aannemen; een aanbod afslaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aandeel

A

aan·deel (het; o; meervoud: aandelen)
1
deel van een gemeenschappelijk bezit dat iem. toekomt: zijn aandeel ontvangen
2
bewijs dat iem. bijdraagt aan het kapitaal van een onderneming: op de beurs worden aandelen verhandeld
3
persoonlijk deel van gemeenschappelijke daden of ondervindingen: iemands aandeel in een opstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aandenken

A

aan·den·ken (het; o; meervoud: aandenkens)
1
voorwerp dat aan iets of iem. herinnert; = souvenir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

aantal

A

aan·tal (het; o)
1
onbepaalde hoeveelheid: een aantal vluchtelingen kwam (of: kwamen) over de grens
2
bep. hoeveelheid: het totale aantal deelnemers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

aardgas*

A

aard·gas (het; o)
1
gas uit de aarde dat grotendeels uit methaan bestaat, als brandstof gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

abonnement

A

abon·ne·ment (het; o; meervoud: abonnementen)
1
het zich abonneren: een abonnement nemen op een krant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

accent

A

ac·cent (het; o; meervoud: accenten)
1
nadruk bij het uitspreken van een lettergreep; = klemtoon
2
teken dat de uitspraak van een klinker aanduidt: de e van café heeft een accent
3
nadruk: het accent leggen op
4
manier van uitspraak, m.n. van een plaats, streek of volk; = tongval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

achterhoofd*

A

ach·ter·hoofd (het; o; meervoud: achterhoofden)
1
achterdeel van het hoofd: niet op zijn achterhoofd gevallen niet dom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

achterwerk*

A

ach·ter·werk (het; o; meervoud: achterwerken)
1
zitvlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

adres

A

adres (het; o; meervoud: adressen)
1
(op poststukken) aanduiding waar iets zich bevindt, waar iem. woont: straat, huisnummer, postcode en woonplaats: per adres; dan ben je bij mij aan het verkeerde adres! daar werk ik niet aan mee (ook al verwachtte je dat misschien)
2
(computer) code die een plaats op een schijf, in een netwerk aangeeft: e-mailadres, internetadres
3
verzoekschrift
4
naam en plaats van een gelegenheid om te verblijven, iets te kopen e.d.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

advies

A

ad·vies (het; o; meervoud: adviezen)
1
raadgeving: iemand om advies vragen; op advies van de dokter blijf ik thuis de dokter heeft het aangeraden; iemands adviezen opvolgen doen wat hij/zij aangeraden heeft; schooladvies, studieadvies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

afscheid

A

a_fscheid (het; o)
1
het scheiden van personen: afscheid nemen van iem. (a) hem gedag zeggen; (b) (eufemisme) hem ontslaan
2
(eufemisme) uitvaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

afval

A

a_fval (het; o)
1
hetgeen weggegooid wordt: chemisch afval, radioactief afval; afval scheiden uitsplitsen in verschillende bestanddelen, zoals gft, papier, glas en restafval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

akkoord

A

akkoo__rd (het; o; meervoud: akkoorden)
1
overeenkomst, vergelijk: handelsakkoord, regeerakkoord; het op een akkoordje gooien besluiten om van weerskanten iets toe te geven
2
(muziek) samenklank van drie of meer tonen
2ak·koord (bijvoeglijk naamwoord)
1
in orde: met iets akkoord gaan iets goedvinden
3ak·koord (tussenwerpsel)
1
akkoord! goed!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

alarm

A

al_arm (het; o)
waarschuwing of noodsein: alarm slaan alarmeren; loos alarm onnodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

album

A

_al·bum (het; o; meervoud: albums; verkleinwoord: albumpje)
1
boek met lege bladen waarop foto’s, postzegels enz. kunnen worden bevestigd
2
lp, cd of dvd tezamen met verpakking, teksten enz.

18
Q

alibi

A

_ali·bi (het; o; meervoud: alibi’s)
1
(juridisch) bewijs dat een verdachte zich op het ogenblik van een strafbaar feit elders bevond: een waterdicht alibi
2
voorwendsel: een alibi zoeken om iets te doen

19
Q

alternatief

A

1al·ter·na·_tief (bijvoeglijk naamwoord)
1
de keus latend tussen twee zaken of mogelijkheden: alternatieve plannen; alternatieve geneeswijzen, alternatieve straffen andere dan de gebruikelijke
2
anders dan de massa: alternatieve types
2al·ter·na·tief (het; o; meervoud: alternatieven)
1
de andere van twee mogelijkheden die zich voordoen

20
Q

aluminium

A

1alu·m_i·ni·um (het; o)
1
wit, niet-magnetisch, licht metaal
2alu·mi·ni·um (bijvoeglijk naamwoord)
1
van aluminium gemaakt: een aluminium pan

21
Q

amusement

A

amu·se·m_ent (het; o; meervoud: amusementen)
1
ontspanning, vermaak

22
Q

anker

A

_an·ker (het; o; meervoud: ankers)
1
zwaar ijzeren voorwerp met armen dat dient om een niet-gemeerd schip vast te leggen: het schip ligt voor anker
2
(bouwkunde) ijzeren of stalen houvast aan balken of in metselwerk tegen het uitwijken van de muren naar buiten
an·ke·ren (ankerde, heeft, is geankerd)
1
voor anker liggen
2
voor anker leggen: een schip ankeren
3
(bouwkunde) vastmaken met ankers

23
Q

antwoord

A

ant·woord (het; o; meervoud: antwoorden)
1
mondelinge of schriftelijke reactie: een antwoord op een brief
ant·woor·den (antwoordde, heeft geantwoord)
1
antwoord geven: mondeling, schriftelijk antwoorden

24
Q

apenstaartje*

A

_apen·staart (de; m; meervoud: apenstaarten; verkleinwoord: apenstaartje)
1
(m.n. als verkleinwoord) het teken @; = at-teken

25
Q

apparaat

A

ap·pa·r__aat (het; o; meervoud: apparaten)
1
mechanisch hulpmiddel; = toestel: huishoudelijke apparaten
2
de personen of inrichtingen, nodig om het maatschappelijk leven te laten functioneren: het ambtelijk apparaat, politieapparaat

26
Q

appartement

A

ap·par·te·m_ent (het; o; meervoud: appartementen)
1
woning die deel uitmaakt van een groter gebouw

27
Q

applaus

A

ap·pl__aus (het; o)
1
handgeklap als bijvalsbetuiging: onder luid applaus

28
Q

aquarium

A

aqu_a·ri·um (het; o; meervoud: aquariums, aquaria)
1
(glazen) bak met water voor het houden van waterdieren, waterplanten enz.

29
Q

Arabisch

A

1Ar_a·bisch (bijvoeglijk naamwoord)
1
van, m.b.t. de Arabieren
2Ar_a·bisch (het; o)
1
taal, gesproken in Arabië en Noord-Afrika

30
Q

archief

A

ar·ch_ief (het; o; meervoud: archieven)
1
verzameling van geschriften, oorkonden enz., bestemd om bewaard te worden
2
de bewaarplaats

31
Q

argument

A

ar·gu·m_ent (het; o; meervoud: argumenten)
1
dat wat je aanvoert ter ondersteuning van een bewering, een daad; bewijs(grond): een zwak argument zonder overtuigingskracht

32
Q

artikel

A

ar·t_i·kel (het; o; meervoud: artikelen, artikels)
1
een van de delen van een wet, overeenkomst enz.: artikel 1 van de Grondwet
2
stuk tekst in een krant, tijdschrift, naslagwerk enz. over één onderwerp: een interessant artikel in de krant
3
product dat verhandeld wordt, te koop is: sportartikelen; huishoudelijke artikelen
4
lidwoord: het artikel ‘de’

33
Q

asbest

A

1_as·best (het; o)
1
vezelachtige, onbrandbare en warmte-isolerende stof, vanwege zijn kankerverwekkende eigenschappen nu niet meer toegepast als bouwmateriaal
2_as·best (bijvoeglijk naamwoord)
1
van asbest gemaakt: asbest platen

34
Q

asfalt

A

_as·falt (het; o)
1
zwartbruin materiaal voor wegverharding, verfstoffen, isolatie
2
mengsel van asfalt en steenslag voor plaveisel: een weg met asfalt bestraten

35
Q

asiel

A

as_iel (het; o; meervoud: asielen)
1
toevluchtsoord
2
inrichting voor de verzorging van dieren
3
verlof tot verblijf: politiek asiel vragen in het buitenland

36
Q

aspect

A

as·p_ect (het; o; meervoud: aspecten)
1
zijde, kant van een zaak: de andere aspecten van die kwestie

37
Q

assortiment

A

as·sor·ti·m_ent (het; o; meervoud: assortimenten)
1
voorraad van winkelgoederen: wij bieden een ruim assortiment

38
Q

atelier

A

ate·li_er (het; o; meervoud: ateliers)
1
werkplaats van een kunstenaar, kleermaker enz.

39
Q

avondeten*

A

_avond·eten (het; o)
1
maaltijd die je ‘s avonds gebruikt

40
Q
A