A Flashcards
1
Q
aanbod
-Fantastisch aanbod!
A
oferta; oferecer
2
Q
aanraken
-Niet aanraken, alstublieft!
A
tocar
3
Q
aanval
- Tijdens de aanval.
- Geen aanval schatje.
A
Ataque; ofença
4
Q
aarde
- De aarde verdroogt.
A
Terra
5
Q
aardig
-Diet is niet aardig
A
Simpatico; agradavél;nice
6
Q
actief
A
ativo
7
Q
activiteit
A
atividade
8
Q
ademen
-Ik kan niet ademen
A
respirar
9
Q
Afgelopen
- Maar afgelopen nacht…
- Het is afgelopen.
A
passado (passou/finalizou)
10
Q
afhangen
A
desligar
11
Q
afmaken
-Ik wil mijn boek afmaken
A
terminar
12
Q
afspraak
-We hebben een afspraak in het stadhuis vrijdag
A
appoitment
13
Q
afval
A
desperdicio
14
Q
algemeen
-Dit is een algemeen gevoel, gewoon een algemeen iets
A
geral
15
Q
alleen
A
sozinho