9.2-9.3-9.4 gaswisseling, ademhalingsbewegingen en longfunctie Flashcards
(26 cards)
via welk bloedvat pompt het hart O2arm en CO2rijk bloed naar de longen?
arteriae pulmonales
partiële druk
de druk die een gas veroorzaakt
hoeveel ml zuurstof wordt er aan 100 ml bloed gebonden?
20 ml zuurstof
inspiratie
inademing, actief proces
buikademhaling
Spieren in het diafragma trekken samen->
diafragmakoepel wordt platter->
de pleura parietalis is vergroeit met het diafragma, waardoor het longweefsel mee rekt en de longblaasjes open gaan.
ontstaan onderdruk en lucht stroomt in de longen.
De volume vergroting in de borstholte gaat vaak gepaard met de verslapping van de buikspieren. Buik zet uit. Vandaar: buikademhaling
borstademhaling
Zodra de buitenste tussenribspieren(musculi intercostales externi) zich aanspannen worden de ribben opgetrokken. De thoraxwand(en daarmee dus uiteindelijk de longen) wordt meegetrokken. Volumevergroting zorgt voor onderdruk, er stroomt nu lucht in de longen. De borstademhaling.
buitenste tussenribspieren
musculi intercostales externi
expiratie
uitademing, passief proces
welke spieren gebruik je bij geforceerde expiratie?
musculi intercostales interni(binnenste tussenribspieren)
binnenste tussenribspieren
musculi intercostales interni
Hering-breuerreflex
Het reflexmechanisme dat voor een normale ademhaling zorgt.
hoe werkt het hering-breuerreflex?
Ademhalingscentrum geeft impulsen (via n.phrenicus voor de spieren van het diafragma of via de n. intercostales naar de tussenribspieren)->
Ademhalingsspieren trekken samen(inspiratie)
reksensoren in de bronchiën geven impulsen (via de n. vagus) naar het ademhalingscentrum
hoe meer prikkels er worden geven aan de ademhalingsspieren, hoe dieper de inademing, hoe verder de wand van de bronchiën uitrekt, hoe hoger de impulsfrequentie van de bronchiën terug naar het ademhalingscentrum
reactie ademhalingscentrum door impulsen naar de spieren eerst te vertragen en dan te stoppen
spieren ontspannen (expiratie)
Dit is weer een prikkel voor het ademhalingscentrum om impulsen te geven.
het ademhalingsstelsen reageert op 2 prikkels, welke?
- reksensoren van de bronchiën
- pH-waarde van het bloed, door chemosensoren. hoge pCO2 is een sterkere prikkel dan een lage pO2
ademautomatisme
Ademhalingsspieren bestaan uit dwarsgestreept spierweefsel, meestal betekent dat dat ze onder invloed staan van het animale ZS. Toch verloopt de ademhaling grotendeels reflexmatig.
ademvolume + gemiddeld
(VT) De hoeveelheid lucht die in rust in één ademteug ingeademd wordt
inspiratoir reservevolume + gemiddeld
(IRV). 3 liter bij mannen, 2 liter bij vrouwen.
De hoeveelheid lucht die na een normale inademing nog extra ingeademd kan worden;
expiratoir reservevolume
ERV. 1 liter
De hoeveelheid lucht die na een gewone uitademing nog extra uitgeademd kan worden;
vitale capaciteit
VC= IRV + VT + ERV. 4,5 liter bij mannen, 3,5 liter bij vrouwen
De hoeveelheid lucht die na een maximale uitademing maximaal kan worden ingeademd.
éénsecondelongcapaciteit
FEV1, forced experitary volme.
De hoeveelheid lucht die in één seconde uitgeademd kan worden
maat voor doorgankelijkheid luchtwegen
residu volume
RV. 1,5 liter bij mannen, 1 liter bij vrouwen
de hoeveelheid lucht die na maximale uitademing in de longen achterblijft;
totale longcapaciteit
TLC(VC + RV). 6 liter bij mannen, 4,5 liter bij vrouwen
De hoeveelheid lucht die de longen bevatten na maximale inademing;
functionele residulongcapaciteit
FRC (ERV+ RV) 3 liter
De hoeveelheid lucht die na een rustige uitademing nog in de longen aanwezig is. De ingeademde ‘verse’ lucht wordt steeds gemengd met de 3 liter ‘oude’ lucht. Bij een rustige ademhaling dringt maar 0,35 liter verse lucht door tot de alveolaire lucht (= 10% van de totale hoeveelheid lucht in de luchtwegen). Dit is voldoende om de gaswisseling in de longen op peil te houden.
ademminuutvolume
de hoeveelheid lucht die in één minuut wordt in- of uitgeademd.
ademfrequentie Fa x VT
gemiddeld: 15 x 0,5 = 7,5 L
fysiologische dode ruimte
is de ruimte binnen de luchtwegen waar geen gaswisseling plaatsvindt. Deze bestaat uit: anatomische dode ruimte en alveolaire dode ruimte