618-635 Flashcards
1
Q
Rēgnum
A
Rēgnī
Het koninkrijk; de heerschapij
2
Q
Signum
A
Signī
Het teken
3
Q
Gēns
A
Gentis, v.
Het geslacht; de volksstam
4
Q
Sēdēs
A
Sēd-is, v.
De zitplaats; de verblijfplaats
5
Q
Certāmen
A
Certāmin-is, o.
De wedstrijd
6
Q
Pectus
A
Pector-is, o.
De borst; het hart; het verstand
7
Q
Currus
A
Currūs
De renwagen
8
Q
Cursus
A
Cursūs
De loop; de koers
9
Q
Metus
A
Metūs
De vrees
10
Q
Fidēs
A
Fideī
De trouw; het vertrouwen; het gegeven woord
11
Q
Spēs
A
Speī
De hoop
12
Q
Singulī
A
-ae, -a
Elk één; afzonderlijk
13
Q
Dulcis
A
-, dulce; dulc-is
Zoet; lief
14
Q
Tot
A
(Onverbuigbaar adj.)
Zoveel
15
Q
Certāre
A
Certō
Strijden