577-586 Flashcards
1
Q
Ventus
A
Ventī
De wind
2
Q
Exemplum
A
Exemplī
Het voorbeeld
3
Q
Tempestās
A
Tempestāt-is, v.
De tijd; de storm
4
Q
Lītus
A
Lītor-is, o.
De kust
5
Q
Cōgere
A
Cōgō
Bijeenbrengen; dwingen
6
Q
Frangere
A
Frangō
Breken
7
Q
Reddere
A
Reddō
Teruggeven; maken (tot)
8
Q
Excipere
A
Excipiō
Uitnemen; opvangen
9
Q
Nec of neque
A
(Voegwoord)
En niet; ook niet
10
Q
Nec…nec of neque…neque
A
(Voegwoord)
Noch…noch