5.2 Kraakbeenweefsel en beenweefsel Flashcards

1
Q

Kraakbeenweefsel komt voor in …..

A

oorschelp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerken kraakbeenweefsel

A

stevig en buigzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tussencelstof van been bestaat uit?

A

kalkzouten en lijmstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar zorgen kalkzouten voor

A

maken het beenweefsel hard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar zorgt lijmstof voor

A

Lijmstof zorgt ervoor dat beenweefsel een beetje buigzaam blijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er als je een bot in een zoutzuuroplossing legt?

A

gaan de kalkzouten uit het bot, het bot wordt dan buigzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er als je een bot in een vlam houdt?

A

Dan verbrandt het lijmstof, het bot breekt dan makkelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verandering in het skelet van baby naar ouder

A

Bij baby’s bestaat het skelet vooral uit kraakbeenweefsel. Tijdens de groei wordt veel kraakbeenweefsel vervangen door beenweefsel. Bij kinderen bevat de tussencelstof van botten nog veel lijmstof. Bij het ouder worden zit er steeds minder lijmstof en steeds meer kalkzouten in de botten. Daardoor worden de botten minder buigzaam en breken ze gemakkelijker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly