50 Woordjes Flashcards

1
Q

Consequenties

A

Gevolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Die strategie

A

Een plan van aanpak om je doel te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De periode

A

Een bepaald hoeveelheid tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Nonchalant

A

Slordig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Deskundige

A

Iemand die veel van iets af weet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Obstakel

A

Iets wat de voortgang blokeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Veelzijdig talent

A

Goed zijn in verschillende dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Rangschikking

A

Op volgorde van belangrijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Categorie

A

Afdeling,soort, groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Resterend

A

Overgebleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Aarzelen

A

Twijfelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Argument

A

De reden waaarom je iets vindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Weren

A

Tegenhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Initiatief

A

De eerste stap zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Variëren

A

Afwisselen,uiteenlopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een hellend vlak

A

Grote kans op een slechte uitkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Financieren

A

Betalen, grote som bijeenbrengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Calorieën

A

Een maat voor een hoeveelheid energie in voedsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Feiten

A

Iets meetbaars wat gewoon zo is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Mening

A

Iets wat je vindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Opsomming

A

Een voor een opnoemen

22
Q

Voornamelijk

A

Vooral, hoofdzakelijk

23
Q

Onderstaand

A

Dat wat hieronder staat

24
Q

Uitsluitend

A

Alleen maar

25
Q

Voortaan

A

In het vervolg

26
Q

Uiterlijk

A

Op z’n laatst

27
Q

Verlichten

A

Verminderen

28
Q

Voortdurend

A

Wat voortduurt, aanhoudend

29
Q

Internationaal

A

Tussen twee of meer landen

30
Q

Vereenvoudigen

A

Makkelijker maken

31
Q

Standpunt

A

Mening, wat je vind

32
Q

Onderling

A

Onder elkaar

33
Q

Veroorzaken

A

De oorzaak zijn van.., aanstichten

34
Q

Arriveren

A

Aankomen

35
Q

Inclusief

A

Erbij inbegrepen

36
Q

Transformeren

A

Veranderen, ontwikkelen

37
Q

Creëren

A

Iets scheppen, iets nieuws maken

38
Q

Perfectioneren

A

Perfect maken, verbeteren tot perfectie

39
Q

Spectaculair

A

Opzienbarend, een groot schouwspel

40
Q

Bewering

A

Iets waarvan je zegt dat het zo is

41
Q

Belemmering

A

Iets wat je tegenhoudt

42
Q

Producent

A

Iemand die iets maakt

43
Q

Motief

A

De reden waarom je iets doet, beweegreden

44
Q

Suggereren

A

Beweren

45
Q

Maatregel

A

Handeling met een bepaald doel

46
Q

Iets bevestigen

A

Zeggen dat het klopt

47
Q

Aantonen

A

Laten zien dat iets zo is

48
Q

Selecteren

A

Kiezen

49
Q

Vol vuur

A

Vol enthousiasme

50
Q

Onverschillig

A

Om het even