5. Voorzetsels en telwoorden Flashcards
1
Q
είς
A
+ ACC naar
2
Q
ἐπί
A
+ ACC naar; tegen
3
Q
παρα
A
+ ACC naar
4
Q
κατα
A
+ ACC langs
5
Q
πρός
A
+ ACC naar
6
Q
διά + ACC
A
wegens
7
Q
μετά + ACC
A
na
8
Q
ἐν
A
+ DAT in
9
Q
σύν
A
+ DAT met
10
Q
ὑπο +DAT
A
onder
11
Q
ἐξ
A
+GEN uit
12
Q
διά +GEN
A
door
13
Q
ὑπο +GEN
A
door
14
Q
ἀντί
A
+GEN tegenover
15
Q
μετά +GEN
A
met