5. Juiste instrumentarium en technieken Flashcards

1
Q

Wat is de algemene techniek? (6)

A
  • houding t.o.v. patiënt
  • voorbereiden: reiniging, desinfectie,
    oppervlakteanesthesie
  • slijmvlies (huid) opspannen
  • Snel/gedecideerd insteken in 1 vloeiende
    beweging naar ‘target area’
  • aspireren
  • langzaam injecteren supra-periostaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is aspireren en waarom doe je dit?

A

aspireren = de spuit iets naar achteren trekken om te kijken of er bloed in de carpule terecht komt of niet

Wanneer er bloed in de carpule komt, zit de naar is de (slag)ader. Dit is niet de bedoeling. Opnieuw inprikken is noodzakelijk, maar hoeft niet helemaal uit de patiënt. Zoek bot contact en probeer opnieuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer word er oppervlakte anesthesie gebruikt?

A

Wordt vaak bij kinderen en angstige volwassenen gebruikt om vertrouwen te winnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tot hoe ver verdoofd oppervlakte anesthesie?

A

Alleen 1 á 2 mm in van het mucosa of gingiva

Hierbij dien je nog lokaal (dieper) verdoving moeten geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke plek moet je extra langzaam anesthesie inspuiten en waarom?

A

Palataal is ‘compacter’ en kan dus minder vloeistof opnemen.

Verschil tussen corticaal- en spongieus bot! BK is minder compact dan de OK. Vloeistof kan door het bot heen waardoor het niet nodig is om een hele tak te verdoven. De OK word bij ouderdom dikker. Bij kinderen kan dit nog wel omdat hun bot een stuk dunner is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Is het bot in de BK of OK minder compact?

A

BK

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is infiltratie anesthesie?

A

plaatselijke verdoving

bv. verdoven 15 buccaal voor restauratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is geleidingsanesthesie?

A

een gehele tak verdoven

bv. mandibulair blok bij verwijderen van 48

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar moet je aan denken bij infiltratie anesthesie? (6)

A
  • injectie op plek van behandeling
  • anesthetisch effect rondom tip naald
  • diffusie anestheticum in lokale bot/slijmvlies
  • bloedeloosheid (lokaal effect vasoconstrictor)
  • behandeling overal in bovenkaak + onderfront
  • 1cm vloeistofkolom carpule 1,7ml Ultracaine DS
    (Forte)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar moet je aan denken bij geleidingsanesthesie? (5)

A
  • injectie NIET op plek van behandeling
  • anesthetisch effect rondom tip naald
  • diffusie anestheticum in hoofdtak zenuw
  • GEEN bloedeloosheid op plek van behandeling
    (GEEN vasoconstrictor op plek van behandeling)
  • n.mandibularis (1 carpule), n.mentalis (0,5 carpule),
    n.buccalis/n.palatinalis major/n.nasopalatinus (1/4
    carpule)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoeveel carpules heb je nodig om de n. mandibularis te verdoven?

A

1 carpule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoeveel carpules heb je nodig om de n. mentalis te verdoven

A

0,5 carpule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoeveel carpules heb je nodig om de n. buccalis, n. palatinus major en n. nasopalatinus te verdoven?

A

1/4 carpule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welk probleem kan je tegenkomen bij anesthesie in de bovenkaak?

A

Soms problemen door regio crista zygomaticum alveolaris (daarom zet je nooit een blok van de n.maxillaris)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voor restauraties is er zelden palatinale anesthesie
nodig. Is het wel nodig, welke nervi kunnen worden verdoofd? (2)

A
  • Geleidingsanesthesie n. nasopalatinus
  • Geleidingsanesthesie n. palatinus major
    meer distaal

bij geleidingsanesthesie van de n. palatinus major verdoof je wel de gehele bovenkaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom wordt intrapapillaire anesthesie altijd na inwerking van de buccale anesthesie gegeven?

A

omdat dit veel pijnlijker is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar moet je op letten tijdens intrapapillaire anesthesie?

A
  • niet in de papil prikken maar er net iets naast. als je dat wel doet prik je in de zenuw en blaas je deze op
  • 1/4 carpule geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke nervus verdoof je bij intrapapillaire anesthesie?

A

De n. nasopalatinus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar bevindt de n. palatinus major zich ongeveer?

A

Ongeveer ter hoogte 2e molaar

bij dit kussentje is het wat makkelijker om anesthesie te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke hoeveelheid carpule is er nodig om de n. palatinum major te verdoven?

A

1/4 carpule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Neemt bij het toenemen van de leeftijd de betrouwbaarheid van mandibulaire infiltratieanesthesie toe of af?

A

Af

20
Q

Welke naald gebruik je bij je voor anesthesie in OK

A

een 25-27 gauge naald

21
Q

Waarop let je bij anesthesie in de OK bij een melkgebit?

A

Superaperiostale anesthesie in het melkgebit

22
Q

Waarop moet je letten bij het verdoven van de n. mentalis + hoeveelheid carpule?

A
  • niet in de foramen mentale prikken. Gebeurt dit wel, trek de naald een beetje terug maar niet helemaal eruit
  • 0,5 carpule
23
Q

Hoeveelheid carpule bij n. buccalis?

A
  • 1/4 carpule
24
Q

Waarop let je bij een mandibulair blok? (7)

A
  • 27 gauge naald meest geschikt ((gele naald = 4 cm))
  • horizontaal insteken
  • 1cm boven occlusievlak
  • aanvliegroute pre-molaarregio contra-laterale zijde
  • mucosa opspannen → plica/raphe
  • insteekplek lateraal van plica pterygomandibulare
  • 1 hele carpule
25
Q

Hoeveelheid carpule bij mandibulair blok

A

1 carpule

26
Q

Welke naald gebruik je bij een mandibulair blok?

A

27 gauge (geel)

27
Q

Waarop let je bij anesthesie bij kinderen? (5)

A
  • Geen wezenlijke technische verschillen
  • Botstructuur is minder compact
  • Insteekdiepte geringer
  • Mandibulaire geleidingsanesthesie kinderen “zit”
    vaker (90-95%)
  • Foramen mandibulare ligt meer dorsaal en lager
    dan het occlusie vlak
28
Q

Hoe geef je een n. incisivus blok?

A

Via regio foramen mentale

29
Q

Benoem 8 lokale complicaties

A
  1. geen of onvoldoende verdoving
  2. hematoom vorming
  3. zenuwuitval
  4. blanching: vaat spasme
  5. trismus
  6. naaldbreuk
  7. weefselbeschadiging
  8. slik klachten
30
Q

Lokale complicatie: geen of onvoldoende verdoving, waardoor kan het komen? (6)

A
  • kan komen door onjuiste techniek
  • het is geen aan of uit knop dus voorkom bijspuiten
  • kan komen door anatomische variatie
  • kan komen door afwijkende zenuwverloop door bv. operatie
  • kan komen door een ontsteking (lagere ph -> meer/langer anesthesie voor bufferen)
  • verouderde anesthesie vloeistof
31
Q

Lokale complicaties: zenuwuitval. Hoe kan dit, wat gebeurt er? (2)

A
  • kan komen door aanprikken, opblazen
  • hierdoor kan de n. facialis uitvallen
32
Q

Lokale complicaties: slikklachten. Hoe kan dit? (2)

A
  • kan komen door n. lingualis
  • kan komen door n. n. palatini minores
33
Q

Lokale complicaties: blanching. Wat is het, hoe kan het en hoe snel weg? (3)

A
  • gezicht word wit omdat het minder doorbloeding heeft
  • bv. n. facialis verdoven
  • meestal is dit na 10 (15-20) minuten al wel weer weg
34
Q

Lokale complicaties: weefselbeschadiging. Hoe kan dit? (3)

A
  • kan komen door bijtrauma
  • iatrogene schade (= schade door behandelaar)
  • necrose (palatum) door te snel en teveel amnestie in 1x geven
35
Q

Wanneer kan een prikaccident ontstaan? (3)

A
  • tijdens de behandeling
  • tijdens puncties
  • bij verwerking van afval
36
Q

Bij welke mensen ontstaat bijtrauma eerder?

A

vooral bij jonge kinderen of
mentaal of lichamelijk gehandicapten
Goed instrueren patiënt + begeleiding

37
Q

Waar mag je absoluut niet injecteren?

A

injectie in pathologisch gebied
(infectie, tumor) = iatrogene schade

38
Q

Hoe kan je contaminatie accidenten voorkomen? (5)

A
  • eenhandsmethode bij verwerken van de naald
  • spuithouder gebruiken
  • scherp afval in de gele afvalcontainers
  • spatbril, mondkap en handschoenen aan
  • hepatitis B vaccinatie
39
Q

Welke structuren worden gepenetreerd tijdens het inprikken van de naald? (3)

A
  1. Wangmucosa
  2. M.buccinator
  3. Vetweefsel > pterygomandibulaire loge
40
Q

Welke structuren kunnen per ongeluk worden aangeprikt tijdens een mandibulair blok?

A

Gl. parotis en n. facialis

41
Q

In welke ruimte wordt de vloeistof gespoten bij een mandibulair blok?

A

In de pterygomandibulaire loge

42
Q

Hoe kan je zien waar de bevel zich bevindt?

A

Aan het driehoekje op de (gele) carpulespuit

43
Q

Hoe breng je de naald in?

A

Snel, gedecideerd

44
Q

Waarom trek je de spuit een klein beetje terug nadat je botcontact hebt gemaakt?

A

Vanwege het periost (supraperiostaal)

45
Q

Waar verdoof je bij geleidingsanesthesie?

A

Op een andere plek dan de behandeling

46
Q

Zorgt een mandibulair blok alleen voor de verdoving van elementen of ook de mucosa/gingiva?

A

Alleen de elementen

47
Q

Waar van de plica/raphe injecteer je

A

lateraal

48
Q

Waar vindt het anesthetische effect plaats?

A

rondom de punt van de naald (zowel geleiding als infiltratie)