5: Gegevensformaten Flashcards

1
Q

Waarom zijn verschillende gegevensformaten noodzakelijk?

A

Omdat gegevens in de computer altijd voorgesteld wordt door binaire getallen moeten teksten, getallen, geluiden en beelden naar een ander formaat geconverteerd worden om ze in de computer op te slaan en te verwerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom zijn er verschillende soorten invoerapparaten?

A

Omdat er verschillende soorten gegevens zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zal de keuze van het invoerapparaat bepalen?

A

De soort gegevens die moet verwerkt worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het eenvoudigste invoerapparaat?

A

Het invoeren van gegevens met het toetsenbord is de eenvoudigste manier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe werkt de invoer met een toetsenbord?

A

Het bedienen van een toetsenbord is eenvoudig: je drukt op een toets. Daarop gaan de schakelingen in het toetsenbord een binaire code genereren. Dit noemt men de scancode.

Bij het loslaten van de toets wordt er een andere scancode genereerd.

Er bestaan dus twee verschillende scancodes per toets.

Deze scancodes worden geconverteerd naar de bijhorende ASCII-, EBCDIC-, of Unicode.

Voor elke toets die wordt ingedrukt, genereert het toetsenbord een binaire code. Die code wordt door de computer herkend als de voorstelling van het specifieke teken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe varieert de moeilijkheidsgraad van conversie?

A

In functie van het soort gegevens dat moet verwerkt worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom is de voorstelling van gegevens bij het opslaan en verzenden vaak anders dan de voorstelling bij de verwerking?

A

Naast bijvoorbeeld de gegevens die de pixels van een figuur voorstellen, moet ook informatie bewaard worden over de betekenis van die gegevens (metadata).

Zo kan de computer laten weten over welk soort informatie het gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef een voorbeeld van metadata.

A

In bepaalde gevallen is deze data zeer eenvoudig, zoals bij het lezen van een tekstbestand. Het kan voldoende zijn om het aantal tekens op te geven of het einde van de tekst te markeren.

Een figuur of een geluidsfragment zal een meer gedetailleerde beschrijving eisen. Om de figuur te kunnen reproduceren, zal de computer moeten weten welk grafisch formaat (gif, bmp, jpg,…) gebruikt wordt, hoeveel kleuren er bij het voorstellen van beeldpunten gebruikt worden, hoe hoog en hoe breed de figuur is, in welke volgorde de gegevens voor de beeldpunten bewaard zijn, de relatieve schaal van de assen, de plaats van de figuur op het scherm,…

Bij geluidsfragmenten moet de computer weten hoe lang elk sample duurt, het aantal bits per sample en bijvoorbeeld hoe het geluid samen met andere geluiden kan gebruikt worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Proprietary format?

A

Een formaat dat door één bepaalde fabrikant gebruikt wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat bepaalt het succes van netwerken?

A

Het succes van netwerken hangt af van de mogelijkheid om de toegang tot gegevens te delen met andere gebruikers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een standaard?

A

Een standaard is een overeenkomst die het mogelijk maakt om gebruikers van verschillende systemen, zowel qua hardwareplatform als op gebied van toepassingssoftware, toegang te geven tot dezelfde gegevens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer is een standaard vooral van belang?

A

Het gebruik van standaarden is vooral van belang op het ogenblik dat er gegevens moeten doorgegeven worden aan andere pakketten, bij communicatie tussen een programma en de randapparaten en bij in netwerk verbonden computers en systemen die gegevens delen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Is er een onderscheid tussen het gegevensformaat dat gebruikt wordt voor de in- en uitvoer, het opslaan en het uitwisselen van die gegevens?

A

Ja, dit is mogelijk. Een programma kan om het even welke voorstelling gebruiken tijdens de verwerking van de gegevens, meestal de meest doeltreffende.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Som enkele standaardformaten op bij aflanumerieke gegevens.

A
  • ASCII
  • EBCDIC
  • Unicode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Som enkele standaardformaten op bij figuren (bitmap).

A
  • GIF
  • PCX
  • TIFF
  • BMP
  • JPG
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Som enkele standaardformaten op bij figuren (objecten).

A
  • PICT
  • PostScript
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Som enkele standaardformaten op bij contouren en lettertypes.

A
  • PostScript
  • TrueType
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Som enkele standaardformaten op bij geluid.

A
  • MIDI
  • MP3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Som enkele standaardformaten op bij bewegende beelden.

A
  • QuickTime
  • MPEG-2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe ontstaat een standaard?

A

De meeste standaarden ontstaan uit een formaat dat door een bepaalde fabrikant gebruikt wordt. Door het veelvuldig voorkomen ervan fungeert het formaat eerst als de facto standaard.

Het gebruik van PostScript is hier een goed voorbeeld van. Het werd ontwikkeld door Adobe om bij het afdrukken een hoge kwaliteit te garanderen.

Andere standaarden werden ontwikkeld omdat er voor een bepaald toepassingsgebied nog geen bestonden. Dan worden de standaard de jure opgesteld door commissies.

Dit was het geval voor de MPEG-2 standaard voor het doorgeven en verwerken van digitale beelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarom worden standaarden opgelegd?

A

Standaarden worden arbitrair opgelegd, met als doel bijvoorbeeld vlotte verwerking of doeltreffend gebruik van de opslagcapaciteit.

Het zal de communicatieproblemen sterk vereenvoudigen op het ogenblik dat er verschillende computersystemen gebruikt worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn alfanumerieke gegevens?

A

De gegevens die we kunnen voorstellen door letters, cijfers en leestekens noemen we alfanumerieke gegevens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waarom worden cijfers niet anders beschouwd dan letters?

A

Omdat het toetsenbord zelf niets verwerkt, moeten cijfers net zoals letters per teken ingevoerd worden.

Het getal 1234,5 bestaat uit de afzonderlijke alfanumerieke tekens 1, 2, 3, 4, ‘,’, 5. De omzetting naar een getalformaat - double of float - gebeurt in de computer zelf.

Bij het voorstellen van een getal op het scherm of op de printer gebeurt net het omgekeerde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waarom is het verleidelijk om cijfers anders te beschouwen dan letters?

A

Omdat cijfers soms op een andere manier verwerkt worden dan tekst.

Deze redenering is fout!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waarom is de omzetting van cijfertekens naar getallen niet altijd nodg?

A

De cijfers kunnen ook gebruikt worden om niet-numerieke waarden voor te stellen, zoals een telefoonnummer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe wordt beslist om cijfertekens om te zetten naar numerieke getallen?

A

Die keuze om al dan niet om te zetten, moet gemaakt worden bij het ontwerpen van een programma. Dit gebeurt bij de type-declaratie in het programma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke veel gebruikte coderingsvormen zijn er voor alfanumerieke gegevens?

A

Er zijn drie veelgebruikte coderingsvormen voor alfanumerieke gegevens.

Deze zijn bekend als ASCII, EBCDIC en Unicode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waarvoor staat ASCII?

A

American Standard Code for Information Interchange

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waarvoor staat EBCDIC?

A

Extended Binary Coded Decimal Interchange Code

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

EBCDIC?

A

EBCDIC werd ontwikkeld door IBM. Het wordt dan ook voornamelijk gebruikt in mainframe-omgevingen van deze fabrikant.

Bijna alle andere fabrikanten houden zich aan de ASCII-standaard.

Alle EBCDIC gecodeerde tekens kunnen in één byte bewaard worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Door welke organisatie werd ASCII ontwikkeld?

A

De ASCII code werd ontwikkeld door het ANSI.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waarvoor staat ANSI?

A

American National Standards Institute

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Waarom werd er 8-bit uitbreidingen voor ASCII gedefineerd?

A

Deze uitbreidingen voorzien 128 extra tekens die gebruikt worden voor lijnen, symbolen, letters met accenten,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Latin-1?

A

Dit is de naam voor de 8-bit uitbreiding van ASCII, IS-464, omdat de toegevoegde tekens voornamelijk bestonden uit Latijnse letters met accenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is een codepagina?

A

Dit wordt geïntroduceerd in de volgende uitbreiding van ASCII, IS-8859.

Dit is een set van 256 tekens voorzien voor een bepaalde taal of groep talen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is het nadeel van codepagina’s?

A
  • De software moet bijhouden welke codepagina er gebruikt wordt.
  • Er kunnen geen codepagina’s door mekaar gebruikt worden.
  • Er is geen ondersteuning voor Japans en Chinees.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat zijn escape sequences?

A

Dit zijn een reeks tekens die bepaalde kenmerken van het scherm zoals kleur, positie van de cursor, aantal tekens op het scherm,… kunnen instellen.

38
Q

Wat zijn de verschillen tussen ASCII en EBCDIC?

A
  • ASCII is gebaseerd op 7 bits (128 tekens), en EBCDIC op 8 bits (256 tekens).
  • Elk teken heeft een verschillende codering. Dit maakt het onmogelijk om ASCII-tekst op een EBCDIC printer af te drukken.
  • Sommige tekens zijn niet terug te vinden in de andere tabel; ^ is in de ASCII-tabel, maar niet in de EBCDIC-tabel
  • Kleine letters in ASCII komen na de hoofdletters, in EBCDIC is dit net andersom.
  • Cijfers komen voor de letters in ASCII, in EBCDIC is het omgekeerd.
39
Q

Wat is een belangrijk kenmerk van zowel ASCII als EBCDIC?

A

Letters kunnen alfabetisch geordend worden door een gewone numerieke sorteermethode.

Dit is belangrijk voor de verwerking van de gegevens.

40
Q

In welke twee groepen zijn de beide tabellen (ASCII en EBCDIC) verdeeld?

A
  • afdrukbare tekens
  • controletekens
41
Q

Wat zijn afdrukbare tekens?

A

Afdrukbare tekens kunnen op het scherm of op papier zichtbaar gemaakt worden.

42
Q

Waarvoor worden controle tekens gebruikt?

A

Om de positie op het scherm of op papier te bepalen, een handeling uit te voeren (belletje, teken wissen), of bij de communicatie tussen computer en randapparatuur.

43
Q

Unicode?

A

Recent werd een 16-bit codering, Unicode of IS-10646, gedefineerd om de oude 7 en 8 bits coderingen te vervangen en daardoor onder andere Chinees, Japans en Koreaans te ondersteunen.

44
Q

Wat is een codepunt?

A

De unieke 16-bits waarde die elk teken toegekend krijgt in Unicode.

45
Q

Wat zijn enkele verschillen met Unicode en de oudere alfanumerieke standaarden?

A
  • Er worden geen samengestelde tekens van verschillende bytes gebruikt.
  • Evenmin worden nog langer escape-sequenties gebruikt.
46
Q

Waarom is er een eenvoudige conversie tussen ASCII en Unicode?

A

De codepunten van 0 tot 255 werden toegewezen aan Latin-1.

47
Q

Diakritische tekens?

A

Teken boven of onder een letter dat de juiste uitspraak ervan aanduidt, bv. accent aigu é, cedille ç, tilde ñ,..

48
Q

Aan wat werden de codepunten van Unicode toegewezen?

A
  • alfabetten
  • diakritische tekens
  • leestekens
  • subscripts & superscripts
  • valutasymbolen
  • wiskundige symbolen
  • geometrische vormen
  • dingbats
  • codepunten voor lokaal gebruik
49
Q

Hoe wordt een ASCII-teken vertaald naar Unicode?

A

Elk teken heeft dezelfde waarde in Unicode als in ASCII, uitgebreid met een extra byte met waarde 0.

De code voor het teken ‘A’ is ASCII 4116 en wordt in Unicode 004116.

50
Q

Wat is het voordeel om de gegenereerde scancodes van het toetsenbord om te zetten door software in de computer en niet door het toetsenbord zelf?

A

Het voordeel van deze conversie door middel van software is dat hetzelfde toestel met toestenborden voor verschillende taalgebieden kan werken.

51
Q

Wat is het voordeel van het gebruik van twee scancodes per toets?

A

Dit maakt het mogelijk om vast te stellen of een toets ingedrukt blijft of niet.

Het maakt het ook mogelijk om combinaties van verschillende toesten (CTRL, Shift,…) vast te stellen.

52
Q

Wat is de invoer vanaf het toetstenbord gezien vanuit de computer?

A

Een seriële gegevensstroom van tekst en andere tekens.

53
Q

Wat is OCR?

A

Alfanumerieke gegevens kunnen ingevoerd worden door een scanner die een volledig blad (gedrukte) tekst als figuur inleest.

Daarna gebeurt een conversie om uit die figuur de alfanumerieke informatie af te zonderen. Dit gebeurt door Optical Character Recognition-software.

54
Q

Wat is het voordeel van barcodes?

A

Het wordt in veel zakelijke toepassingen gebruikt omdat het garant staat voor een snelle, nauwkeurige en gemakkelijke invoermethode.

55
Q

Wat zijn fonemen?

A

Geluidspatronen die, afhankelijk van de gebruikte taal, een aantal lettercombinaties voorstelt.

56
Q

Hoe werkten ponskaarten?

A

Voor het bestaan van personal computers waren de ponskaarten bijzonder populair.

De kaarten werden gemaakt met een speciaal toestel (los van de computer).

De bediende kon met dit toestel de gegevens op de ponskaarten aanbrengen.

Deze kaarten werden dan, één na één, snel gelezen door een ponskaartlezer.

Deze laatste was met de computer verbonden.

57
Q

Leg de Hollerith-code uit.

A

Bij ponskaarten gebruikte men de Hollerith-code.

Een ponskaart had 80 kolommen. Op elke kolom kon 1 teken voorgesteld worden. Elke kaart kon tot 80 tekens voorstellen. Een gaatje per kolom stelde een cijfer voor. Alfanumerieke gegevens werden samengesteld door verschillende gaatjes per kolom. Er werden uitsluitend hoofdletters gebruikt. De conversie van Hollerith naar EBCDIC gebeurde automatisch bij de invoer in de computer.

58
Q

Welke historische waarde hebben ponskaarten?

A

Het is de verklaring voor de 80 tekens die we op een tekstscherm terugvinden.

59
Q

Card image?

A

In mainframeomgevingen noemde men een regel tekst van een terminal een card image.

60
Q

Waarom is het moeilijk om een universeel formaat voor beelden op te stellen?

A

Beelden bestaan in vele vormen, afmetingen, patronen, kleuren en tinten.

Al deze verschillen maken het moeilijk om een universeel formaat voor beelden op te stellen, zoals dat bij alfanumerieke gegevens wel het geval is.

61
Q

Welke twee beeldgroepen worden er onderscheden in een computeromgeving?

A
  • Foto’s worden gekenmerkt door variaties van tinten, kleuren, vormen en patronen. Zo’n beelden kunnen ingevoerd worden door een scanner, een digitaal fototoestel of een videocamera. Ze kunnen ook gemaakt worden met een artistiek tekenprogramma. Om de details in deze beelden te behouden, wordt elk beeldpuntje of pixel afzonderlijk bewaard. Ze worden bitmapfiguren of rasterfiguren genoemd.
  • Daarnaast hebben we beelden die samengesteld zijn uit geometrische vormen als lijnen, bogen,… Deze vormen, grafische objecten kunnen op zichzelf vrij ingewikkeld zijn. Het volstaat om van die objecten de geometrische informatie en hun positie in de figuur te bewaren. Zo’n figuren worden objectfiguren of vectorfiguren genoemd. Deze figuren worden in de computer gemaakt door teken- en ontwerpsoftware. Ze kunnen ook ontstaan uit de grafische voorstelling van gegevens bij een rekenblad.

Het is altijd mogelijk om beelden met objecten op te slaan als bitmapfiguren.

62
Q

Wat is een pixel?

A

Een beeldpunt.

63
Q

Welke type zijn gescande beelden?

A

Bitmapfiguren

64
Q

Wat is EXIF?

A

Exchangeable Image Format is metadata die informatie bevat over het fototoestel, de sluitersnelheid, het diafragma, de brandpuntsafstand van de lens en het gebruik van flitslicht. Ook informatie om het RAW formaat met grijstinten te kunnen verwerken tot een RGB figuur is erin opgenomen.

65
Q

Hoe kunnen figuren gemaakt met aanwijzers (muizen, pennen,…) opgeslagen worden?

A

De gemaakte tekening kan, afhankelijk van het softwarepakket, opgeslagen worden als bitmap of als vectorfiguur.

66
Q

Hoe zijn bitmapfiguren opgebouwd?

A

Bitmapfiguren zijn opgebouwd uit pixels die individuele punten van de figuur voorstellen.

67
Q

Wat is een nadeel van bitmapfiguren?

A

Het opslaan en verwerken van zo’n figuren vraagt soms grote hoeveelheden geheugen.

Een figuur van 600 rijen met 800 punten, die voor elk van de drie kleuren (RGB) één byte nodig heeft (3 x 8 = 24 bits kleurenweergave), vereist 1 440 000 bytes opslagruimte.

68
Q

Hoe werkt de alternatieve voorstellingswijze van de bitmapfiguren?

A

Deze alternatieve voorstellingswijze beperkt de opslagcapaciteit, kent aan elke pixel een kleurcode toe.

De juiste kleuren die bij de pixel horen, staan dan in een kleurentabel of palet, die alleen de in de figuur voorkomende kleuren bevat.

69
Q

Wat bepaalt de getrouwheid bij de weergave van bitmapfiguren?

A

De getrouwheid hangt zowel af van de grootte en het aantal van de beeldpunten als van het aantal kleuren per beeldpunt.

Hoe kleiner de pixels, hoe groter de resolutie en dus ook de detailweergave. Met kleinere pixels gaan we meer pixels per eenheid van afstand of dpi (dots per inch) hebben.

Bij een hogere resolutie en meer kleuren, zullen we zowel meer geheugen nodig hebben om de figuur te bewaren als meer tijd om ze te verwerken.

70
Q

GIF?

A

Graphics Interchange Format werd ontwikkeld door CompuServe in 1987 met als doel gebruikers van dit netwerk figuren te laten uitwisselen die op elk platform verwerkt kunnen worden.

71
Q

Hoe werkt een GIF formaat?

A

GIF veronderstelt dat de gebruiker beschikt over een rechthoekig scherm waarop één of meer figuren staan; De stukken van het scherm waar geen figuren staan, krijgen de achtergrondkleur. De beeldinformatie wordt in een aantal blokken verdeeld.

Het eerste blok, of titelblok bevat een verwijzing naar het GIF-formaat en de versie die gebruikt wordt. De lengte van het titelblok is 6 bytes en bevat “GIF87a” of “GIF89a”.

Het tweede blok, de logische schermbeschrijving, bevat de hoogte en de breedte van het scherm, het (optionele) kleurenpalet, het aantal bits per kleur, de achtergrondkleur en de aspect ratio.

In elk volgend blok staat een figuur die op het scherm moet geplaatst worden. Ze beginnen allemaal met een figuurbeschrijving waarin de grootte en de positie op het scherm terug te vinden zijn. Natuurlijk zijn hier ook de eigenlijke gegevens die de figuur voorstellen, te vinden. Deze gegeven staan in gecomprimeerde vorm.

72
Q

Wat zijn vectorfiguren?

A

Figuren opgebouwd uit geometrische vormen (lijnen, cirkels, cirkelbogen, ovalen,…).

73
Q

Wat zijn voordelen van vectorfiguren?

A
  • Ze vereisen minder geheugen bij de opslag doordat elk element wiskundig kan beschreven worden met een klein aantal parameters.
  • Ze kunnen eenvoudig gewijzigd worden zonder dat er informatie verloren gaat.
74
Q

Waarom worden vectorfiguren op een scherm of printer eerst omgezet naar een bitmapfiguur

A

Omdat printers en schermen hun beeld lijn per lijn, van boven naar onder opbouwen, kunnen vectorfiguren niet rechstreeks getoon worden (met uizondering van plotters).

De omzetting naar een bitmapfiguur kan in de computer gebeuren, maar bij printers gebeurt dit vaak in het randapparaat zelf (PostScript).

75
Q

PostScript?

A

Dit is een formaat dat een pagina beschrijft. Zo’n beschrijving is een lijst van procedures en uitdrukkingen die elk object op een blad beschrijft.

Dit formaat wordt in ASCII opgeslagen. Dit zorgt ervoor dat het opgeslagen en verstuurd kan worden als om het even welk ander tekstbestand.

Een belangrijke voorziening in PostScript zijn de verschaalbare lettertypes. Elke letter wordt in PostScript aanzien als een object.

76
Q

Hoe gebeurt de convertatie van een analoog geluidsignaal naar een digitaal signaal?

A

Omdat het geluid van nature uit een analoog signaal is, moet dit geconverteerd worden naar een digitaal signaal om het met de computer te kunnen verwerken.

De analoge golfvorm wordt op vaste tijdstippen bemonsterd. Bij elke bemonstering wordt de amplitude van de gold door een elektronische schakeling gemeten en omgezet in een binaire waarde. Deze omzetter noemt men een A/D converter of analoog naar digitaal converter.

De bemonstering moet nu snel genoeg gebeuren om elke kleine variatie van het inkomend signaal te registreren. Voor audio op CD ligt de samplefrequentie vast op 44,1 kHz, of anders gezegd: er worden 44 100 samples per seconde genomen.

77
Q

Wat zijn de hoogste tonen die in een digitaal signaal kunnen opgeslagen worden?

A

De hoogste tonen hebben een frequentie die half zo groot is als de samplefrequentie. (Shannon)

De hoogste tonen met een samplefrequentie van 28 kHz zijn beperkt tot 14 kHz.

78
Q

Hoe kan geluid voorgesteld worden?

A

Als een functie van de tijd.

Er is een verandering van amplitude in functie van de tijd waar te nemen.

79
Q

Waarvoor is het menselijk gehoor gevoelig bij het waarnemen van geluid?

A
  1. loudness, intensiteit of geluidssterkte;
  2. pitch, frequentie van de grondtoon, fundamentele frequentie;
  3. timbre, harmonsiche inhoud.
80
Q

Hoe zullen de meeste computerprogramma’s geluidsgegevens behandelen?

A

Als een ééndimensionale reeks met gehele getallen.

81
Q

Welke metadata moet er bij een geluidsbestand meegegeven worden?

A

We moeten naast de golfvorm ook informatie over die golfvorm meegeven (metadata).

Daar horen onder andere de maximale waarden, de samplefrequentie, en het aantal samples bij.

82
Q

Som vier verschillende formaten op om geluid op te slaan.

A
  • MOD-formaat
  • MIDI-formaat
  • VOC-formaat
  • WAV-formaat
83
Q

MOD-formaat?

A

Het MOD-formaat laat toe om geluiden te bewerken en te combineren tot een nieuw geluid.

84
Q

MIDI-formaat?

A

Het MIDI-formaat coördineert de geluiden en signalen tussen de computer en de aangesloten muziekinstrumenten.

Met dit formaat kunnen keyboards gelezen en afgespeeld worden vanop de computer.

85
Q

VOC-formaat?

A

Het VOC-formaat is een algemeen bruikbaar formaat dat voorzien is van synchronisatiemogelijkheden naar multimediapresentaties toe.

86
Q

WAV-formaat

A

Het WAV-formaat wordt voornamelijk gebruikt voor korte geluidsfragmenten.

Dit formaat werd door Microsoft ontwikkeld als deel van zijn multimediastandaard. Het formaat ondersteunt 8 en 16 bit samples, op 11 025, 22 050 of 44 100 Hz in mono of stereo. Het is een eenvoudig formaat zonder veel extra’s.

87
Q

Waaruit bestaat het WAV-formaat?

A

Het formaat bestaat uit een titel met de identificatie van het geluid en de lengte in bytes.

Daarna volgen de eigenlijke gegevens die de audio beschrijven. Die bestaan uit het woord WAVE, de gebruikte samplemethode en -frequentie, het aantal bytes per seconde, het aantal bits per sample, mono of stereo.

Dan komt de informatie over het geluid zelf.

88
Q

Van welke twee factoren is de interpretatie van binaire gegevens afhankelijk?

A
  • De bewerkingen die de computer kan uitvoeren.
  • De gegevenstypes die door de programmeertaal onderteund worden bij de ontwikkeling van de applicatie.
89
Q

Waarover beschikt de processor in een computer?

A

Over een instructieset.

Met deze instructies kan de processor de gegevens bewerken.

90
Q

Wat is metadata?

A

Gegevens over de gegevens.

91
Q

Voorbeeld PostScript

A