5,4 Flashcards

1
Q

Directe belasting

A

Belastingen die je rechtstreeks aan de overheid betaalt, zoals de inkomstenbelasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Indirecte belasting

A

Belasting die verwerkt is in de prijs van een product zoals accijns en btw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Miljoenennota

A

Een toelichting van een rijksbegroting waarin de regering haar gemaakte keuzes uitlegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ozb

A

Onroerendezaakbelasting. Een belasting die je als woningeigenaar aan de gemeente moet betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Rijksbegroting

A

De verwachte inkomsten en uitgaven van het rijk in het komende jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer is een begrotingsoverschot

A

Als de verwachte inkomsten hoger zijn dat de verwachte uitgaven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer is een begrotingstekort

A

Als de verwachte inkomsten lager zijn dan de verwachte uitgaven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Staatsschuld

A

Schuld van de overheid die is ontstaan door te lenen in alle jaren met een begrotingstekort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Twee mogelijkheden om een begrotingstekort te voorkomen

A

Bezuinigen op de uitgaven
Inkomsten verhogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat moet de overheid doen als er toch een tekort blijft op de begroting

A

De overheid kan geld lenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Voorbeelden van gemeentelijke belastingen

A

Onroerendezaaksbelasting
Hondenbelasting
Toeristenbelasting
Parkeerbelasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly