4.4 Flashcards

begrippen

1
Q

Capaciteit

A

Maat voor de totale hoeveelheid lading die een batterij kan leveren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is er sneller leeg, een batterij met een grote capaciteit of een batterij met een lage capaciteit?

A

Een batterij met een grote capaciteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vermogen

A

Hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de formule om capaciteit uit te rekenen?

A

C = I . t

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de eenheid van C (capaciteit)

A

mAh (milliampère per uur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de eenheid van I (stroomsterkte) bij Capaciteit en bij Vermogen?

A

Capaciteit = mA (milliampère) en Vermogen = A (ampère)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de eenheid van P (vermogen)

A

W (watt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de eenheid van U (spanning)

A

V (volt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de formule van Vermogen?

A

P = U . I (vermogen = spanning x stroomsterkte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly