4.3 Lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp Flashcards
1
Q
Hoe vindt je de Lijdend voorwerp?
A
wie/wat + gezegde + onderwerp?
2
Q
Wat geef de l.v nooit aan?
A
Voorzetsels (tijd of plaats / kast en feest woorden)
3
Q
Wat is het meewerkend voorwerp?
A
Zinsdeel waar je aan of voor kunt zetten
4
Q
wat geeft het m.w.v. nooit aan?
A
Voorzetsels (tijd of plaats / kast en feest woorden)
5
Q
wat is een synoniem?
A
Verschillende woorden met dezelfde betekenis.
6
Q
hoe vindt je het meewerkend voorwerp?
A
aan/voor wie?