4.2 Organismen ordenen Flashcards

1
Q

Alle organismen op aarde kun je indelen in twee hoofdgroepen:

A
  • de prokaryoten
  • de eukaryoten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerken prokaryoten

A
  • geen celkern
  • altijd eencellig
    VB: bacteriën, maar ook gist, boomalg en het pantoffeldiertje
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken eukaryoten

A
  • wel een celkern
  • eencellig of meercellig
    VB : schimmels, planten en dieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar kijken biologen naar als ze kijken naar de kenmerken die verschillen bij organismen

A

Ze kijken naar:
- aantal cellen
- aanwezigheid van celkernen
- aanwezigheid van celwanden
- aanwezigheid van bladgroenkorrels
- relatieve grootte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Celwanden

A
  • Dieren hebben om hun cellen geen celwanden
  • Bacteriën, schimmels en planten hebben wel celwanden om hun cellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bladgroenkorrels

A
  • Alleen planten hebben bladgroenkorrels, in bladgroenkorrels vindt fotosynthese plaats.
    Bacteriën, schimmels en dieren hebben geen bladgroenkorrels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Indeling organismen in steeds kleinere groepen

A
  • Hoofdgroepen
    -Rijken
  • Stammen
    -Klassen
  • Orden
  • Families
  • Geslachten
    Soorten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly