4.2 Organisatie Flashcards

1
Q

Wat is de basis van elke organisatiestructuur?

A

De indeling in functies

Voor een kleine onderneming zijn dat bijvoorbeeld inkoop, verkoop en productie met ondersteuning door financiën, personeel en IT.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een voordeel van een indeling in functies?

A

Specialisatie van verschillende functies

Dit stelt afdelingen in staat om zich te concentreren op hun specifieke taken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een nadeel van een indeling in functies?

A

Afdelingen richten zich te veel op hun eigen afdeling

Dit kan leiden tot een gebrek aan focus op de gehele organisatie en klanten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er als een organisatie groeit?

A

Afdelingen worden verder opgesplitst

Dit is vanwege het beperkte omspanningsvermogen van een manager.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het omspanningsvermogen?

A

Het aantal mensen aan wie een manager leiding kan geven

Bijvoorbeeld, een financieel directeur kan leidinggeven aan drie boekhouders, twee controllers en twee business controllers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de spanwijdte?

A

Het aantal mensen aan wie een manager daadwerkelijk leidinggeeft

Dit is cruciaal voor de effectiviteit van de leidinggevende.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er als het omspanningsvermogen kleiner is dan de spanwijdte?

A

De leidinggevende verliest controle over de medewerkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er als het omspanningsvermogen groter is dan de spanwijdte?

A

De leidinggevende kan te veel micromanagement toepassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem drie andere indelingen die organisaties gebruiken.

A
  • Doelgroep
  • Product
  • Geografie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een voordeel van horizontale taakverdelingen?

A

Beter inspelen op de behoeften van de doelgroep, regio of land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een nadeel van horizontale taakverdelingen?

A

Geen schaalvoordelen

Elke afdeling doet hetzelfde soort werk voor hun eigen product, doelgroep of regio.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het gevaar van een te steile organisatiestructuur?

A

Te veel managementlagen

Dit leidt tot een ‘diepe’ organisatie met trage communicatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de spandiepte?

A

Het aantal niveaus in de organisatie waaraan leiding wordt gegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent te veel managementlagen voor een manager?

A

Relatief weinig beslissingsbevoegdheid

Dit kan leiden tot inefficiënte communicatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is situationeel leiderschap?

A

De theorie dat de meest effectieve leiderschapsstijl afhankelijk is van de situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wie ontwikkelde de theorie van situationeel leiderschap?

A

Hersey en Blanchard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de twee onderdelen van taakvolwassenheid?

A
  • Bekwaamheid (kunnen)
  • Motivatie (willen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat staat op de verticale as van het model van situationeel leiderschap?

A

Mate van relatiegerichte ondersteuning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat staat op de horizontale as van het model van situationeel leiderschap?

A

Mate van taakgerichte sturing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de leiderschapsstijl S1?

A

Instrueren: gedetailleerde taakgerichte instructies geven en de uitvoering controleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de leiderschapsstijl S2?

A

Overtuigen: gedetailleerde taakgerichte instructies geven en proberen de werknemer te motiveren/coachen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de leiderschapsstijl S3?

A

Overleggen: geen gedetailleerde instructies geven, maar de werknemer motiveren en coachen.

23
Q

Wat is de leiderschapsstijl S4?

A

Delegeren: weinig doen en het werk aan de werknemer overlaten.

24
Q

Waarop is kritiek geuit over de theorie van situationeel leiderschap?

A
  • Leiderschap is complex en niet eenvoudig te vangen in een model.
  • Het model is niet wetenschappelijk onderbouwd.
  • Het model suggereert één stijl per werknemer.
25
Q

Wat is de belangrijkste conclusie van Hersey en Blanchard over leiderschapsstijlen?

A

De stijl van leidinggeven moet afgestemd worden op de werknemer.

26
Q

Fill-in-the-blank: Taakvolwassenheid bestaat uit bekwaamheid en _______.

A

[motivatie]

27
Q

True/False: Het model van situationeel leiderschap is wetenschappelijk onderbouwd.

A

False

28
Q

Wat is organisatietheorie?

A

Een tak van de bedrijfskunde die zich richt op hoe organisaties het best bestuurd kunnen worden.

29
Q

In welke twee grote groepen kunnen organisatietheorieën worden ingedeeld?

A
  • Klassieke school
  • Human Relations
30
Q

Wat was de reactie van de klassieke school op?

A

De industriële revolutie.

31
Q

Noem drie grondleggers van de klassieke school.

A
  • Taylor
  • Fayol
  • Weber
32
Q

Wat zijn de belangrijkste kenmerken van Scientific Management volgens Frederick Taylor?

A
  • Wetenschappelijke studie van menselijke arbeid
  • Standaardisatie
  • Specialisatie
  • Tijdsregistratie
33
Q

Wat zijn de vijf functies van management volgens Henri Fayol?

A
  • Plannen
  • Organiseren
  • Opdrachten geven
  • Coördineren
  • Controleren
34
Q

Wat is de definitie van bureaucratie volgens Max Weber?

A

Een organisatiestructuur met duidelijke hiërarchie, veel regels, en objectieve criteria voor beloning.

35
Q

Wie was de grondlegger van de Human Relations beweging?

A

Elton Mayo.

36
Q

Wat is de kern van de Human Relations beweging?

A

Werknemers zijn sociale wezens die respect, aandacht en waardering nodig hebben.

37
Q

Wat probeerde Rensis Likert te combineren in zijn revisionisme?

A
  • Scientific Management
  • Human Relations beweging
38
Q

Wat houdt de systeembenadering in volgens Kenneth Boulding?

A

Een organisatie wordt gezien als een systeem waarin alles met elkaar samenhangt.

39
Q

Wat is de focus van de contingentiebenadering?

A

Organisaties moeten zich continu richten op en aanpassen aan hun omgeving.

40
Q

Waarvan hangt het succes of falen van managementtechnieken af volgens de contingentiebenadering?

A

Het hangt van de situatie af.

41
Q

Fill in the blank: De klassieke school benadrukt _______ als methoden voor efficiëntie.

A

[standaardisatie, specialisatie, tijdsregistratie]

42
Q

Wat houd de leiderschapsstijl dienend in?

A

De manager zal zijn/haar best doen om de werknemers zich zo goed mogelijk te ontwikkelen zowel persoonlijk als professioneel. De behoeften van de werknemers staan ook vrijwel altijd centraal

43
Q

Wat houdt de leiderschapsstijl inspirerend in?

A

Je bent als leider in staat om een beweging op gang te brengen en mensen te motiveren om gezamenlijk doelen te behalen.

44
Q

Wat houdt de leiderschapsstijl masculien in?

A

Vooral gericht op de afzet van het bedrijf en erg taakgericht. Ook zijn deze leiders vaak gefocust op de korte termijn. Goed in tijden van crisis

45
Q

Wat houdt de leiderschapsstijl feminien in?

A

Vooral gericht op de samenwerking binnen het bedrijf en de kwaliteit van producten boven de kwantiteit. Deze stijl is goed voor de lange termijn.

46
Q

Wat houdt de leiderschapsstijl Mosquito in?

A

Probeert het bedrijf te veranderen door zijn collega’s te overtuigen van zijn ideeën en visies voor het bedrijf. Veranderd dus de mindsets van mensen.

47
Q

Wat houdt de leiderschapsstijl Autoritair in?

A

Autoritaire leiders zijn heel dominant en ze hebben het vaak alleen voor het zeggen. De medewerkers zijn ondergeschikt en ze moeten luisteren naar wat de leider zegt

48
Q

Wat houdt de leiderschapsstijl participerend in?

A

Zorgt ervoor dat de medewerkers ook wel eens hun mening mogen geven over hoe dingen werken in het bedrijf en deze leider zorgt ervoor dat iedereen ook meedoet met dit soort dingen.

49
Q

Wat houdt de leiderschapsstijl democratisch in?

A

Medewerkers worden door de leider aangemoedigd om met elkaar in discussie te gaan over dingen binnen het bedrijf en met nieuwe ideeën te komen als er iets volgens hen niet goed gaat.

50
Q

Wat houdt de leiderschapsstijl spiritueel in?

A

Deze leider accepteert dingen zoals ze gaan en staat open voor wat er op hem/haar afkomt. Deze leider geeft ook toe als hij/zij iets niet weet. Ze geven leiding vanuit hun innerlijke bron/intuitie.

51
Q

Wat houdt de leiderschapsstijl natuurlijk in?

A

Iemand die van nature kenmerken van leiderschap weergeeft. Het is meer een manier van zijn dan van doen. Het zijn vaak automatische gedragspatronen.

52
Q

Wat houdt de leiderschapsstijl autocratisch in?

A

De leider is de baas en die is gericht op het verdelen van het werk en het controleren van wat er word uitgevoerd. Medewerkers zijn hierbij ook ondergeschikt.

53
Q

Wat houdt de leiderschapsstijl situationeel in?

A

De leider stemt zijn manier van leiden af op de medewerker.

54
Q

Wat houdt de leiderschapsstijl meeuwen in?

A

Deze leider doet eigenlijk niet veel nuttigs. Meestal komt hij/zij, geeft hij commentaar en gaat weer weg zonder opbouwend feedback te geven waardoor mensen nog steeds in de twijfel zitten.