4.1 vertrouwen op je denken of op je zintuigen Flashcards

1
Q

feit =

A

iets dat vaststaat, zeker gebeurt is en kun je bewijzen en controleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

mening

A

iets wat iemand vind. Onderscheid is soms moeilijk te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een uitspraak …

A

is waar als wat er gezegd wordt overeenkomt met wat in de werkelijkheid het geval is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

filosofen gaan via feiten

A

over de waarheid denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

alle kennis begint bij een waarneming en ervaring

A

empirisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

onze zintuigen bedriegen ons voortdurend

A

rationalisme
je kunt alleen zeker zijn van iets als je helder met je verstand kunt begrijpen waarom iets waar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

‘eerst zien dan geloven’

A

bijbels verhaal: thomas die eerst mer zijn eigen ogen wilde zien dat jezus nog leefde= de empirisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wetenschappelijk bewijs ->

A

iets is war tot het tegendeel bewezen wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

is de zin ‘het is wetenschappelijk bewezen’’ correct

A

neen, iets is waar tot het tegendeel bewezen wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

17de eeuw: vragen- Verlichting

A

uittreden uit de eigen onmondigheid (niet weten, denken, weten wat te zeggen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Descartes

A

op zoek naar onbetwijfelbare kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

twijfel= uitgangspunt van

A

Descartes. Je kan over alles twijfelen, zelfs over het bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

rectie ‘je kunt twijfelen zelf over het bestaan’’

A

Er is twijfel dus je denkt dus je bent/bestaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

cogito, ergo sum

A

ik twijfel/denk, dus ik ben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

rationalisme uitgangspunt

A

ratio, rede, het verstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

empirisme uitgangspunt

A

zintuigelijke waarneming

17
Q

rationalisme: ……………………………………..: aangeboren kennis met die opgefrist moet worden.

A

kennis is al aanwezig in de mens

18
Q

paremides: zintuigelijk bedrog in de natuur, verandering die we zien zijn leugens, het verstand is de bron van kennis.
Conclusie:

A

ideeën zijn er voor de waarneming

19
Q

Kennis komt pas na waarneming (empirisme)

A

leeg zonder ervaring (een baby weet niks)

20
Q

heraclitus

A

alles stroomt alles veranderd

21
Q

Idee van perfect rond koekje

A

Rationalisten: idee van koekje eerst daarna komt er een afspiegelingen in de realiteit
Empirisme: koekje eerst leen maken, kijken, ervaring: idee wordt gevormd van wat een perfect rond koekje is

22
Q

Beland van causaliteit:

A

als er 1ste een oorzaak is, dan is er ook ten 2de gevolg;

23
Q

deductie

A

algemene regel toepassen op een speciaal geval. Voorwaarden: condieties zoeken: als … dan …

24
Q

inductie

A

van een specifiek geval naar een algemene regel

25