4+5+6 Flashcards

1
Q

Wat kan je allemaal noteren om transparant te zie als je een zoekmachine hebt gebruikt desk research

A

Welke zoektermen je hebt gebruikt.
● Hoeveel zoekresultaten je gevonden hebt.
● Hoeveel items je daarvan gebruikt hebt.
● Hoe je die items geselecteerd hebt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 6 maatschappelijk relevante dimensies zijn er volgens Gillespie (2014) om algoritmes te analyseren en bespreken

A

1: Inclusie en uitsluiting: wat mag er wel en niet wat voor content mag er niet op sociale media
2: De evaluatie van relevantie: criteria waarmee algoritmes wat relevant is en wat niet
3: Verstrengeling met het gebruik: dat we technologie niet los kunnen zien van
de gebruikers van die technologie mensen passen foto’s aan om zo de grootste kans hebben om gezien te worden of Youtubers die vragen aan kijkers of ze willen commenten zodat ze beter in het algoritme komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de prisma stroomdiagram

A

Identification: database searching
Screening: screenen wat wel past en wat niet door lezen van abstract en total
Eligibility: kijken wat wel past en wat niet door lezen hele document
Included: alles wat er bij past

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is syntaxis

A

Syntactici onderzoeken hoe je in natuurlijke talen zoals het Nederlands woorden wel of niet kunt combineren tot grammaticale zinnen.
Dat ik hem heb gezien
Dat ik hem gezien heb
Gaat over zinsopbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke verschilledne vakgebiden kunnen er worden onderscheden bij geluid

A

Fonetiek: waarneembare spraak (hoe je iets uitspreekt
Sociolinguïstiek: hoe taal en sociale groepen of situaties zich tot elkaar verhouden Brabanders hebben een zachte g en verschillende keuze voor woorden met pata of friet
Fonologie: hoe het klanksysteem
werkt ‘in ons hoofd’ en hoe verschillende soorten klanken met elkaar interacteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is morfologie

A

hoe woorden zijn opgebouwd uit kleinere betekenisvolle elementen, die ‘morfemen’ worden genoemd. Het woord ‘huisje’ is bijvoorbeeld een combinatie van het zelfstandige morfeem ‘huis’ en het verkleinende morfeem ‘je.’
Gaat over woordvormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is semantiek en uit welke verschillende vormen bestaat het

A

Kijkt naar de letterlijke betekenis van uitdrukkingen in natuurlijke taal
Lexicale semantiek: een deelgebied van de semantiek waarin gekeken wordt naar de betekenis van individuele woorden. Bijvoorbeeld betekent dit woord nog steeds hetzelfde over de tijd heen
‘Algemene’ semantiek: een deelgebied van de semantiek waarin gekeken wordt naar de betekenis van combinaties van woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is ambiguiteit en uit welke vormen bestaat het

A

Wanneer een woord of zin meerdere betekenissen heeft
Lexicale ambiguiteit, waarbij één woord verschillende betekenissen kan hebben (bijvoorbeeld: ‘bank’ kan verwijzen naar een meubel of een financiële instelling
Structurele ambiguïteit, waarbij een zin meerdere betekenissen kan hebben, afhankelijk van hoe je hem interpreteert. Het bekendste voorbeeld onder taalwetenschappers is: “ik zie de man met
de telescoop”, waarbij de ik-persoon in de ene betekenis een telescoop gebruikt om de man te zien, en het in de andere betekenis juist de man is die een telescoop heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent De relatie tussen vorm en betekenis is niet één-op-één maar veel-op-veel

A

Er zijn verschillende (combinaties van) woorden met dezelfde betekenis, en er zijn
verschillende betekenissen die uitgedrukt kunnen worden door dezelfde (combinaties van) woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de gedragesregels (maximen) van Grice bij een gesprek

A

Wees eerlijk (kwaliteit)
● Wees informatief (kwantiteit)
● Wees relevant(relevantie)
● Wees duidelijk (helderheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is kennis over ambiguiteit belangrijk voor een inhoudsanalyse

A

Dubbelzinnigheden kunnen leiden tot verschillen in de manier waarop verschillende codeurs een tekst interpreteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is pragmatiek

A

Een boodschap kan een extra lading krijgen door de context waarin een uitspraak gedaan is
Bijvoorbeeld het is koud krijgt een extra lading door de context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de Taalhandelingstheorie van Austin (1962) en Searle (1969)

A

Zij beargumenteren op overtuigende wijze dat je met een uitspraak niet alleen iets zegt, maar dat je er ook iets mee doet. In de taalhandelingstheorie kunnen we verschillende soorten taalhandelingen onderscheiden:
1: Assertief: Hierbij probeert de spreker een bepaalde overtuiging of feitelijke informatie over te brengen. Bijvoorbeeld: “Taalhandelingen zijn erg nuttig!”
2: Directief: In deze categorie probeert de spreker de luisteraar tot een bepaalde actie aan te zetten. Een voorbeeld zou zijn: “Kun je me de suiker aangeven?”
3: Commissief: Dit type taalhandeling heeft betrekking op beloften, toezeggingen of intenties. Bijvoorbeeld: “Ik kom vrijdag naar je verjaardag.”
4: Expressief: Hierbij drukt de spreker emoties, gevoelens of oprechtheid uit. Denk aan: “Sorry voor mijn geschreeuw.”
5: Declaratief: Dit is een taalhandeling waarmee de spreker een verandering in de wereld teweegbrengt. Een voorbeeld is: “Je bent ontslagen!”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Op welke niveaus kan je het analyseren bij de taalhandelingstheorie

A
  1. Locutie: wat je zegt.
  2. Perlocutie: wat je bedoelt te communiceren.
  3. Illocutie: wat je daarmee hoopt te bereiken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Binnen accommodation theory kun je je op twee manieren aanpassen

A
  1. Convergentie: Meer praten zoals je gesprekspartners
  2. Divergentie: Behouden of versterken van je eigen taalgebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke problemen kunnen er voorkomen bij data na een pilotstudie

A
  1. Onbetrouwbare data: wanneer er teveel variatie optreedt tussen de labels die worden toegekend door verschillende codeurs.
  2. Onrealistische planning: wanneer het niet haalbaar lijkt te zijn om de geplande hoeveelheid data binnen de gestelde tijd te verzamelen.
  3. Onbruikbare data: wanneer je erachter komt dat de onderzoeksvraag eigenlijk niet beantwoord kan worden met dedata die je verzamelt
13
Q

Wat betekent twee onafhankelijke codeurs

A
  1. Codeurs zijn onafhankelijk van elkaar bij het coderen van de data. Zo hebben we twee onafhankelijke metingen die we later met elkaar kunnen vergelijken.
  2. Codeurs zijn onafhankelijk van de auteurs, zodat ze niet op de hoogte zijn van de hypothesen die zijn opgesteld over de resultaten van de inhoudsanalyse. Zo worden ze ook niet beïnvloed door de verwachtingen van de auteurs