3A1 week 1-2 Flashcards

1
Q

Beschrijf de menstruele cyclus stapsgewijs.

A
  1. GnRH uit hypothalamus stimuleert LH&FSH
  2. Follikels groeien oiv FSH
  3. Granulosacellen follikels geven oestrogenen af
  4. Negatieve feedback E2: FSH daalt waardoor er één follikel wordt geselecteerd en matureerd.
  5. Hoge productie oestrogenen: Positieve feedback: LH-piek, ovulatie, corpus luteum
  6. LH gestimuleerde progesteron zorgt voor opbouw endometrium
  7. negatieve feedback P: LH daalt, corpus luteum ten gronde / geen bevruchting
  8. endometrum afgebroken en menstruatie volgt.
  9. oestrogeen/Progesteron laag dus LH&FSH weer op gang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurt er met progesteron en het endometrium bij zwangerschap?

A

Progesteron blijft hoog en het endometrium blijft intact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent aanwezigheid van progesteron?

A

Dat er een corpus luteum moet zijn, en er dus een ovulatie is geweest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een secundaire amenorroe?
Wanneer verder onderzoek?

A

Het uitblijven van een eerder wel aanwezige menstruatie.
na 4-6 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een primaire amenorroe? wanneer verder onderzoek?

A

Het uitblijven van een eerder niet aanwezige menstruatie.
Uitblijven menarche na 14e levensjaar bij afwezigheid secundaire geslachtskenmerken.
Uitblijven menarche na 16e levensjaar bij aanwezigheid secundaire geslachtskenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat moet er altijd worden uitgesloten bij amenorroe?

A

Hyperprolactinemie
hypo/- hyperthyroidie
cushing’s syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is hyperprolactinemie?

A

Het prolactine is hier abnormaal hoog. Hierdoor is de GnRH-pulsaliteit verstoord en dit zorgt voor hormonale disbalansen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

WHO 1: oorzaak en hormonen

A

Centrale oorzaak (hypothalamus/hypofyse) hierbij zijn LH/FSH/E2 laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

WHO 2: oorzaak en hormonen

A

Multifactoriele oorzaak, vaak disbalans hypofyse-gonaden-as
Normaal FSH, normaal/verhoogd LH, normaal E2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

WHO 3: oorzaak en hormonen

A

Perifere oorzaak (ovaria)
Hoog FSH/LH, laag E2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Omschrijf meiose 1

A

Reductiedeling. Paring en daarna verdeling homologe chromosomen over de doctercellen.
Haploïde set per dochtercel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat moet er bij meiose 1 plaatsvinden?

A

Homologe chromosoomparing en crossover

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar vindt de spermatogenese plaats?

A

In de testis, tubuli seminiferi (de testisbuisjes) en dan in de Sertolicellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is spermiogenese?

A

Het transformeren van een ronde spermatide tot een rijpe spermacel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is er nodig bij de spermiogenese?

A

Acrosine- en protamine productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doet acrosine?

A

Het is essentieel voor een zaadcel om de zona pellucida van de eicel af te breken, en het zo mogelijk te maken om binnen te dringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat doet protamine?

A

Zit in de kern van de kop van de zaadcel.
Maakt DNA-structuur zaadcel compacter (klein en aerodynamisch).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat gebeurt er met het DNA in de kop van de zaadcel?

A

Wordt opgerold rondom protaminen, en vrijwel alle histonen worden uiteindelijk verwijderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het gevolg van het oprollen van het DNA in de zaadcel kop?

A

Zo kan het RNA-polymerase er niet bij, dus kan er geen transcriptie plaatsvinden. Dus de mRNA’s zijn daarom al gemaakt in het spermatide stadium en opgeslagen als RNA-partikels. Dat betekent dat de translatie is uitgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

In welk stadium vindt de oögenese plaats?

A

Vrijwel de gehele profase vindt prenataal plaats. Dat komt omdat in het ovarium vrijwel geen stamcellen bij de geboorte aanwezig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Benoem de oögenese stapsgewijs.
voor geboorte

A

kiemcellen delen zich via mitose en vormen oögonia.
ontwikkelen tot primaire oöcyten
stoppen in profase 1 van meiose 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Benoem de oögenese stapsgewijs
puberteit

A

oiv FSH
De primaire oöcyt in de dominante follikel voltooit meiose 1 vlak voor eisprong.
produceert secundaire oöcyt + poollichaampje
Begint aan meiose II, stopt metafase II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Benoem de oögenese stapsgewijs
bevruchting

A

zaadcel penetreert de secundaire oöcyt
Meiose II wordt voltooid en leidt tot bevruchte eicel (zygote) en nog een poollichaampje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de twee arresten gedurende de oögenese?

A

De diplotene (meiose I) en de metafase II (meiose II) arrest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat wordt er allemaal gevormd voor de groei en maturatie competentie van de eicel?

A
  1. Synthese maternaal mRNA en rRNA voor vroeg embryonale fase (klievingsdelingen)
  2. vorming zona pellucida
  3. vorming cortical granula
  4. vorming gap junctions
  5. verwerven competentie tot meiose hervatting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

waardoor blijft het meiose I arrest intact?

A

Door het meoitic inhibitory factor blijft cAMP hoog en daardoor arrest intact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe wordt meiose 1 voltooid?

A

De LH-piek zorgt voor het verdwijnen van de gap junctions waardoor MIF niet meer het cAMP hoog houdt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat neemt er na de bevruchting toe?

A

calcium en zo wordt meiose II arrest opgeheven en meiose II voltooid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

welke cellen en wat stimuleert LH tijdens het follikel development?

A

LH stimuleert de Thecacellen om androgenen te produceren.

30
Q

Wat doen de granulosacellen en oiv welk hormoon?

A

Granulosacellen zetten androgenen om in oestrogenen oiv FSH.

31
Q

Wat wordt er tijdens de diagnostiek voor het aantonen van een evt. cyclusstoornis allemaal onderzocht?

A

Chlamydia antistof titer (CAT)
Midluteaal progesteron
samenlevingstest
Semenanalyse: volume, concentratie, motiliteit, normalen

32
Q

wat is het doel van erfelijkheidsonderzoek en advies?

A

Het doel is om mensen in staat te stellen om rondom genetische vraagstukken een weloverwogen, goed geïnformeerde & eigen keuze te maken op het juiste moment in hun leven.

33
Q

Wat gebeurt er als het SRY-gen aanwezig is tijdens de gonadale differentiatie?

A

Dan zal er testosteron door de Leydigcellen en AMH door de Sertolicellen worden geproduceerd. Er zal dan een mannelijke geslacht worden gevormd.

34
Q

Wat doet AMH tijdens de gonadale differentiatie?

A

AMH zorgt ervoor dat de gangen van Müller worden vernietigd.

35
Q

wat gebeurt er oiv testosteron bij de gonadale differentiatie?

A

De gangen van Wolf ontwikkelen zich tot epididymis, vas deferens, vesiculae seminales en ze elimineren de gangen van Müller.

36
Q

In wat wordt testosteron omgezet en wat ontwikkelt er dan?

A

testosteron wordt omgezet in dihydrotestosteron en de externe genitalia worden oiv daarvan ontwikkeld.

37
Q

wat is de functie van de testis?

A

spermatogenese
steroidogenese
osteogenese

38
Q

wat zijn de onderdelen van de testis?

A

Tubuli seminiferi (80%) met sertolicellen
Interstitium (20%) met Leydigcellen
bloed-testis-barrière

39
Q

tubuli seminiferi:
Wat doet LH hier?

A

LH zorgt ervoor dat Leydigcellen in de testis zich ontwikkelen, waarna Testosteron wordt gemaakt.

40
Q

Tubuli seminiferi:
Wat doet FSH hier?

A

FSH zorgt ervoor dat de Sertolicellen in de testis inhibine B maken.

41
Q

Wat voor effect hebben testosteron en inhibine b hier?

A

Door de negatieve feedback van Testosteron en inhibine B op de hyposfyse, is er minder LH en FSH productie.

42
Q

Hoe verhoogt in de epididymis het fertiliserend vermogen van de zaadcellen?

A

Toename motiliteit van caput naar cauda
Verhoogde concentratie
Eiwitten voor binding zona pellucida
Stabilisatie DNA

43
Q

Wat gebeurt er in het prostaat met de zaadcellen?

A

Zorgt voor de liquefactiee, de pH is >5

44
Q

Wat gebeurt er in de vesiculae seminales met de zaadcellen?

A

Liggen achter de blaas en hier komt er vocht bij. pH >8 en wordt fructose gebruikt als energiebron.

45
Q

wat is normaal bij een semenanalyse?
volume, concentratie, pH, mtiliteit, morfologie

A

Volume: >1.5 cc
pH: >7.1
Concentratie: >15 miljoen
Motiliteit: >40%
morfologie: >4%

46
Q

Wat zijn de twee fasen bij een ejaculatie?

A

Emissie en Expulsie

47
Q

Wat gebeurt er tijdens de emissie fase?

A

Het sluiten van de blaashals en de sphincter urethrae oiv sympaticus. De urehtrae prostatica is volledig afgesloten en kan zich vol laten lopen.

48
Q

Wat gebeurt er tijdens de expulsie fase?

A

Contractie van de m.bulbocavernosus en m.ischiocavernosus en de bekkenbodemspieren. De urethrae prostatica opent en ejaculaat gaat naar buiten.

49
Q

wat is hypogonadotroop hypogonadisme?

A

Daarbij is het LH/FSh verlaagd bij een verlaagd testosteron.
Disfunctie van hypofyse voorkwab, als voorbeeld: Kallmannsyndroom

50
Q

Wat is hypergonadotroop hypogonadisme?

A

Hierbij is het LH/FSH verhoogd bij een verlaagd Testosteron.
Disfunctie van testis, voorbeeld is Klinefeltersyndroom

51
Q

Wat is er mis bij het congenitale bilaterale agenesie vas deferens?

A

Hierbij is het distale deel van de epididymis en vesiculae seminales niet aangelegd. Er is een mutatie in chromosoom 7 op het CFTR-gen.

52
Q

Wat is primair hypogonadisme en hoe behandel je het?

A

Het probleem zit in de testis, er is een te hoog LH/FSH.
Behandeling met testosteron replacement therapy

53
Q

Wat is secundair hypogonadisme en hoe behandel je het?

A

Het probleem zit in de hypothalamus en hypofyse, er is laag LH/FSH.
Behandeling zonder kinderwens TRT, en met kinderwens LH of FSH.

54
Q

wat is aspermie?

A

Een droog orgasme

55
Q

Wat is azoöspermie?

A

absolute mannelijke infertiliteit,
Komt vocht uit de penis maar geen semen

56
Q

wat is een reciproke translocatie?

A

Wanneer niet homologe chromosomen stukjes met elkaar uitwisselen. De cross-over gaat verkeer bij meiose.

57
Q

Wat is robersoniaanse translocatie?

A

Twee volledige chromosomen zitten op elkaar.
13, 14, 15, 21, 22

58
Q

wat is PCOS?

A

Polycysteus ovarium syndroom.

aandoening waarbij de eierstokken vergroot kunnen worden en vaak meerdere, kleine, met vocht gevulde follikels bevatten.

59
Q

Wat is er aan de hand bij de follikels bij vrouwen met PCOS?

A

Deze follikels zijn niet volledig ontwikkeld en slagen er niet in om tijdens de ovulatie een eicel vrij te geven. Dit resulteert in een verstoorde menstruatiecyclus.

60
Q

wat gebeurt er vaak bij PCOS in de hormoonhuishouding?

A

Er is sprake van een disbalans.
Overproductie androgenen
Ovulatieproblemen
insulineresistentie (risico DM2)

61
Q

wat zijn symptomen van PCOS?

A

Menstruatieproblemen, overmatige haargroei, acne, haaruitval, onvruchtbaarheid, donkere huidvlekken.

62
Q

wat is de definitie van subfertiliteit?

A

Een verminderd vermogen om zwanger te worden; het uitblijven van zwangerschap na 12 maanden onbeschermde coïtus.

63
Q

Wat staat er in de Hunault score?

A

Leeftijd vrouw
Duur onvruchtbaarheid in jaren
aanwezigheid eerdere spontane zwangerschap
verwezen door (huisarts/gynaecoloog)
Percentage zaad met goede motiliteit

64
Q

Wanneer en bij welk percentage gebeurt wat? (hunault-score)

A

< 30% : IVF of IUI
> 40% : expectatief beleid 6-12 maanden
30-40% : beide opties overwegen

65
Q

Wat is de volgende stap als er een afwijkende semenanalyse is bij het begrijpen van de subfertiliteit van een paar?

A

Eerst kijken naar de vrouw, na 2-3 maanden opnieuw een semenanalyse.
Als deze afwijkend is dan andrologisch onderzoek.

66
Q

Wat is de vervolgstap als er een CAT+ bij een vrouw wordt gevonden bij het begrijpen van de subfertiliteit van een paar?

A

dan wordt er een HSG uitgevoerd.
Als deze afwijkend is wordt er een diagnostische laparascopie gedaan.

67
Q

behandeling fertiliteitsstoornissen:
Fertiliteitschirurgie (therapeutische laparoscopie)

A

Bij tubapathologie zoals PID, endometriose en geperforeerde appendicitis.

68
Q

Wanneer wordt er een therapeutische hysteroscopie gedaan?

A

Bij septum, poliepen en myomen

69
Q

Wat is ovulatie-inductie en wanner wordt dat gedaan?

A

Hiermee kunnen er weer regelmatige cyclussen worden gecreeërd.
Geïndiceerd bij WHO-1 anovulatie, WHO-2 PCOS en hyperprolactinemie.

70
Q

Hoe werkt IUI?

A

Intra-uteriene inseminatie:
Semen wordt getimed ingespoten in de baarmoederholte.

71
Q

Hoe werkt IVF?

A

In vitro fertilisatie:
eigen cyclus wordt uitgeschakeld door het onderdrukken van de LH-piek middels GnRh-pomp.
De ovaria worden overgestimuleerd om follikels te laten groeien middel FSH-injecties.
Als de eitjes rijp zijn wordt er hCG gegeven, de follikels komen uit de ovaria en in embryo.
Na in vitro bevruchting wordt het bevruchte eicel in de baarmoederholte geplaatst.