37 t/m 42 Flashcards
De rol van moderne propaganda- en communtiemiddelen en vormen van massaorganisatie
In de industriële samenleving waren moderne communicatiemiddelen en propaganda
(radio, telefoon, film, posters, grammofoon (naast de al bestaande middelen als krant
en pamflet) gericht op de massa. Deze communicatiemiddelen zorgden er ook voor
dat er massaorganisaties kwamen (b.v. Hitlerjugend in Nazi Duitsland en komsomol in
de SU). In de totalitaire staten als de SU en Nazi Duitsland was iedereen verplicht om
lid te worden van deze massaorganisaties.
Het in praktijk brengen van totalitaire ideologieën communisme en fascisme /
nationaalsocialisme.
In Duitsland, Italië en de SU ontwikkelde zich na WO I een totalitaire staat. Dat wil
zeggen dat de staat totale controle wilde hebben over het doen en laten en het
denken van alle mensen. Om dat te bereiken maakte men gebruik van onderdrukking
en terreur en het verheerlijken van de Leider.
Het voeren van twee wereldoorlogen.
De oorzaken van WOI (1914 – 1918) waren
1. Industrialisatie,
2. Imperialisme,
3. Nationalisme,
4. Bondgenootschappen (Triple Entente en Dreibund) en
5. Wapenrace
Uiteindelijk stond men, na de moord op de kroonprins van Oostenrijk-Hongarije (= de
aanleiding), tegenover elkaar:
de Centralen (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Turkije) tegenover
de Geallieerden (Engeland, Frankrijk, Rusland tot 1917 en VS v.a. 1917).
Deze oorlog kenmerkte zich door een loopgravenoorlog (westfront) en het inzetten
van allerlei moderne (= nieuwe) wapens (tanks, vliegtuigen, onderzeeërs). Op de Vrede
van Versailles in 1919 werd Duitsland zwaar gestraft. Duitsland kreeg de
‘Alleinschuld’, hoge herstelbetalingen opgelegd en verloor alle kolonies, land (b.v.
Poolse corridor) en mocht alleen nog een lichtbewapend leger hebben.
Op het moment dat Hitler aan de macht kwam (1933) koos hij voor een
oorlogseconomie om een eind aan de enorme economische crisis te maken. Hij wilde
ook een einde maken aan de ‘schande’ van het Verdrag van Versailles.
In WO II (1939 – 1945) stonden Duitsland, Italië en Japan tegenover Engeland, VS en
SU. De oorlog verliep in eerste instantie gunstig voor Duitsland, Italië en Japan. Maar
uiteindelijk komen in 1942 en 1943 keerpunten in de oorlog tegen Duitsland. Duitsland
werd teruggedrongen door Engeland, SU en VS en na Italië uiteindelijk ook verslagen.
Na de Japanse opmars in Azië werd het Japanse leger uiteindelijk verslagen door o.a.
de VS.
Racisme en discriminatie, die leiden tot genocide, in het bijzonder op de Joden.
Antisemitisme is oud, maar werd nieuw leven ingeblazen door de Nazi’s.
Antisemitisme is een vorm van racisme, maar dan speciaal gericht op Joden. In Nazi-
Duitsland kregen de joden te maken met allerlei anti-Joodse maatregelen
(discriminatie, b.v. Neurenbergerwetten), pesterijen en terreur (b.v. Kristallnacht).
Tijdens de oorlog, op de Wannsee conferentie, besloot men tot het systematisch
uitroeien van de Joden. Joden werden verzameld in stadswijken en kampen
(Westerborg) en daarna getransporteerd naar de vernietigingskampen (holocaust).
Naast Joden waren ook de Zigeuners en gehandicapten het doelwit van de
vernietigingsmachine van de Nazi’s.
De Duitse bezetting van Nederland.
Tijdens de bezetting van Nederland werd het leven onder de nazidictatuur steeds
moeilijker en de anti-Duitse gevoelens werden steeds sterker en de bereidheid om b.v.
mensen te laten onderduiken nam toe. Het idee van de Nazi’s om Nederland te
nazificeren mislukte. Slechts een klein deel van de Nederlandse bevolking ging over tot
actief verzet en slechts een klein deel collaboreerde met de Duitsers (NSB’ers en
profiteurs). Het grootste deel van de bevolking probeerde zo goed mogelijk deze tijd
door te komen.
De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een
wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog.
Na WO II waren de VS en de SU als twee supermachten overgebleven. De VS was
kapitalistisch en de SU communistisch. Beide supermachten wantrouwden elkaar en
voelden zich door de ander bedreigd (vijandbeeld). Beide supermachten bouwden aan
een geopolitiek systeem, waarbij beide supermachten zoveel mogelijk landen als
bondgenoot binnen hun invloedssfeer wilden hebben. De verdeling begon in Europa
(IJzeren gordijn) en het eerste slachtoffer was Duitsland, dat verdeeld werd in een
West-Duitsland en een Oost-Duitsland. Beide supermachten beschikten over de
atoombom, waardoor een oorlog tussen deze supermachten uit zou kunnen lopen op
een atoomoorlog. Zo raakte de wereld verdeeld, waarbij beide elkaar scherp in de
gaten hielden en het aantal atoomwapens alleen maar toenam (atoomwapen-
wedloop).
Er waren tijden van grote spanning ( b.v. Cubacrisis), die afgewisseld werden met
periodes van afnemende spanning (Salt akkoord). In 1989, met de val van de Berlijnse
muur en 1991 met het uiteenvallen van de SU kwam er een eind aan de Koude oorlog.