3 tekstdoelen Flashcards
1
Q
amuseren
A
dat je je vermaakt (verhaal, mop, strip)
2
Q
informeren
A
dat je iets te weten komt (artikel, studieboek, verslag)
3
Q
instrueren
A
dat je leert hoe je iets moet doen (bijsluiter bij een medicijn, spelregels)
4
Q
overtuigen
A
dat je zijn mening overneemt (betoog, ingezonden brief, recensie)
5
Q
activeren
A
dat je iets wel of niet gaat doen (advertentie, advies, flyer)