§3 - Sociale cognitie Flashcards

1
Q

Cognitie

A

Het vermogen tot kennisverwerving door waarneming en het verwerken van de daarmee opgedane kennis door het denken.

Dit is super breed: je ziet dingen, je hoort dingen en daar doe je iets mee: je geeft het betekenis en je gaat erover nadenken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Behaviorisme vs cognitieve psychologie

A

In het behaviorisme werd gekeken naar het gedrag in beloning en straf. Bijvoorbeeld een dier cocaïne geven wanneer ze op een knopje drukken: dit gaan ze natuurlijk steeds vaker doen totdat ze als idioten te keer gaan. Dit bleek “te simpel” te zijn. Want dieren konden namelijk ook nadenken, toen kwam de cognitieve psychologie op.

Als stroming was cognitieve psychologie dus een reactie op het behaviorisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sociale cognitie

A

Hoe mensen denken over zichzelf en de sociale wereld: hoe mensen sociale informatie selecteren, interpreteren, herinneren en gebruiken om oordelen te vormen en beslissingen te nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Denksysteem 1

A

Automatisch denken/automatische sociale cognitie

Geen bewuste controle, bijv. krabben bij jeuk, slok drinken nemen, maar ook emotie herkenning!

Twee soorten inlevingsvermogen
1. Cognitieve empathie: begrijpen hoe een ander zich voelt
–> herkennen dat iemand boos is

  1. Emotionele (affectieve) empathie: voelen hoe een ander zich voelt
    –> je ook verdrietig voelen als iemand anders dat is

Een psychopaat heeft wel cognitieve empathie, maar geen/weinig emotionele empathie. Ze snappen wel hoe iemand anders zich voelt en ze weten daarop in te spelen, maar ze voelen het zelf niet: daarom kunnen ze makkelijk iemand pijn doen.

Een borderliner/bipolair persoon vertoont vrij extreem gedrag op verschillende vlakken. Hij heeft bijna teveel emotionele empathie: enorm verliefd zijn, enorm verdrietig en enorm boos zijn maar minder cognitieve empathie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Denksysteem 2

A

Gecontroleerde sociale cognitie

Bewuste aandacht, inspanning en keuzes, bijv. een som uitrekenen.

Automatisch denken: denken dat onbewust, onopzettelijk, onwillekeurig en zonder inspanning geschiedt. Dit kan echter tot fouten leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Schema

A

Mentale structuur waarmee we onze kennis over de sociale wereld organiseren, verwerken, herinneren en gebruiken.

Bij een hond denken we bijvoorbeeld automatisch aan dier, 4 poten, trouw, kwispelen, aardig, hondenpoep etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Syndroom van Korsakov

A

Mensen verliezen het vermogen om nieuwe herinneringen te vormen (kunnen geen schema’s vormen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Script

A

Een schema over een bepaalde handeling of gebeurtenis. Hoe je je bijvoorbeeld gedraagt in een restaurant. Je laat je jas aannemen, je gaat zitten, je wacht tot de ober bij je komt etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat bepaalt welk schema/script je gebruikt?

A

De mate van toegankelijkheid van je schema: de mate waarin schema’s en concepten zich op de voorgrond van ons bewustzijn bevinden waardoor het waarschijnlijker is dat we ze gebruiken bij onze oordelen over de sociale wereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Maten van toegankelijkheid van een schema

A
  1. Permanente toegankelijkheid, door eerdere ervaringen

Als in jouw omgeving veel alcoholisme voorkomt, kunnen bepaalde kenmerken die op alcoholisme wijzen constant toegankelijk voor je zijn.
De kans is dan groot dat deze kenmerken je te binnen schieten als je iemand ‘raar’ gedrag ziet vertonen. Maar als je iemand kent die aan geestesziekte lijdt zul je het gedrag van diegene anders interpreteren.

  1. Tijdelijke toegankelijkheid, gerelateerd aan een doel dat we op dat moment hebben

Je studeert voor een tentamen over psychiatrische stoornissen.
Gevolg: je zult het vreemde gedrag van een voorbijganger eerder als een symptoom van een psychiatrische stoornis interpreteren, doordat je er net over hebt gelezen.

  1. Tijdelijke toegankelijkheid door priming

Proces waarbij recente ervaringen de toegankelijkheid van een schema, kenmerk of concept verhogen –> iemand een bepaalde richting in duwen.

“Je gaat nu een aap zien” en je ziet een aap, terwijl het tegelijk een plaatje van een ezel is.

Indeling van een supermarkt: alles op ooghoogte wordt eerder gepakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Stereotype

A

Schema over een groep. Bijvoorbeeld dat je bij mannen denkt aan agressie. Alle leden worden hierbij over 1 kam geschoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het perseveratie effect

A

Bevindeng dat opvattingen van mensen over zichzelf en de sociale wereld aanhouden, ondanks bewijzen van het tegendeel.

Voorbeeld: de docent zegt dat je 1 fout hebt op een toets. Je schat de kans op de volgende toets hierdoor hoog in. Als je later hoort dat je eigenlijk 15 fout had, denk je nog steeds dat je de volgende toets goed kunt maken: je blijft de gedachte voortzetten en past je schema dus niet aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bestraffingseffect

A

Positieve opvattingen over de sociale wereld waarvan bewezen wordt dat ze onjuist zijn, kunnen omslaan naar negatieve opvattingen.

Denk aan de negatieve beoordeling van een politici wanneer blijkt dat hij niet vriendelijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Selffulfilling prophecy

A

Situatie waarbij mensen 1) een verwachting hebben over hoe iemand is, die (2) van invloed is op de manier waarop ze zich tegenover die persoon gedragen, waardoor (3) die persoon zich consistent met deze verwachtingen gaat gedragen, zodat (4) hun verwachting uitkomt.

Wat je denkt dat zo is, kan dus ook echt zo worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pygmalion- effect

A

Een positieve selffulfilling prophecy; als er positieve verwachtingen zijn van mensen dan gaan zij beter presteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zeigarnikeffect

A

Het fenomeen dat niet voltooide doelen het automatisch denken blijven beheersen.

Obers onthielden alle bestellingen zonder te noteren tot er was afgerekend. Daarna wisten ze de bestelling niet meer te herhalen. Het leek erop dat de obers de bestelling in hun werkgeheugen vasthielden totdat ze er niets meer mee hoefden en het daarna compleet uit hun geheugen wisten.

17
Q

Heuristieken

A

Mentale binnendoor weggetjes. Snelle beslisregels die mensen gebruiken om snel en efficiënt te kunnen oordelen.

18
Q

Vormen van automatisch denken

A
  1. Scripts
  2. Schema’s
  3. Heuristieken
19
Q

Twee soorten heurstieken

A
  1. Beoordelingsheuristiek: mentale aanname die mensen gebruiken om snel en efficiënt te kunnen oordelen. Deze kunnen leiden tot een fout oordeel.
  2. Representativiteitsheuristiek. Hierbij wordt de waarschijnlijkheidsschatting beïnvloed door representatieve informatie.

De Heer H. uit Nederland houdt van origami-vouwen, reizen naar Azië, hij gaat graag naar het museum en hij leest accupunctuur boeken.

Is hij:
A Ambtenaar bij een gemeente,
B Hoogleraar Chinese dichtkunst of
C Professioneel voetballer.

De meeste mensen zullen B antwoorden, maar de kans is echter veel groter dat hij een ambtenaar is. Dit komt omdat we denken dat individuen die zo op het oog goed passen bij een bepaalde sociale groep, daar wel bij zullen horen.