3. Recht op de naam Flashcards
persoonlijkheidsrecht =
het recht op de naam
1998 belangrijke wijziging in naamrecht:
art. 1:5 en 9
geslachtsnaam van het kind regelen.
- In de oude wet was er nog geen sprake van gelijke behandeling man/vrouw, kinderen binnen en buiten huwelijk geboren
- oude wet was in strijd met art. 26 IVBPR
twee beperkingen keuze voornamen:
geen voornamen die ongepast zijn of overeenstemmen met bestaande geslachtsnamen, tenzij
dit gebruikelijke voornamen zijn.
Aangever geeft geen voornamen op:
ambtenaar geeft ambtshalve voornamen 1:4 lid 3
Wijziging voornamen
verzoek betrokken persoon of wvt door rechtbank. Van de beschikking wordt een latere
vermelding aan akte van geboorte toegevoegd 1:20a/ 1:4 BW
Beukema en Van Veen HR 23-9-1988, NJ 1989, 740
Case: vader wilde kinderen erkennen met behoud voor de kinderen van de naam van de moeder.
De HR constateert een schending van het non-discriminatiebeginsel van art. 26 IVBPR doordat het Ned. recht in art. 1:5 BW (oud) geen enkele keuzemogelijkheid biedt. Recht van biologische ouders op een door hen te kiezen geslachtsnaam voor hun kinderen wordt door art. 26 IVBPR gewaarborgd, ook in geval van erkenning van het kind door de vader. Gegeven de vele denkbare stelsels waarin een dergelijke keuze mogelijk is, valt het buiten de rechtsvormende taak van de rechter, en is het der- halve slechts aan de wetgever, om te bepalen op welke wijze op het onderhavige terrein het best aan het beginsel van art. 26 kan worden voldaan.
Thans biedt art. 1:5 lid 2 BW wel de mogelijkheid om te erkennen met behoud van naam moeder.
uitgangspunten herziening naamrecht:
- gelijke behandeling man/vrouw en van kinderen staande en buiten huwelijk geboren
- meer keuzevrijheid in naamrecht
- rekening houden met eenheid vh gezin