2.6 Woordenschat Jaar 2 Toetsweek Flashcards

1
Q

Aankomend

A

Aanstaand, toekomstig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Abri

A

Wachthokje bij een bus of tramhalte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

amanuensis

A

Technisch onderwijsassistent (toa)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beurskoers

A

Prijs van aandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Broeikaseffect

A

stijging van de temperatuur op aarde

door gassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Condenseren

A

Van gas naar vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Conditie

A

voorwaarde; lichamelijke toestand;

uithoudingsvermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Delict

A

Misdrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Demoniseren

A

een uiterst negatief beeld van

iemand creëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Discrimineren

A

discriminatie toepassen, iemand
achterstellen, ongeoorloofd
onderscheid maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Evalueren

A

Nabeschouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Functie

A

Ambt, taak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hypothese

A

Stelling die je als waar aanneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Instantie

A

Overheidsinstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ironie

A

goedmoedige spot door het

tegenovergestelde te zeggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Nuanceren

A

minder rechtlijnig of zwart-wit maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Officiël

A

van regeringswege; echt, wettig

18
Q

Officieus

A

Niet officiël

19
Q

Ontaarden

A

Slechter worden

20
Q

Perceel

A

stuk grond; huis, gebouw

21
Q

Procederen

A

Een rechtzaak aanspannen

22
Q

Proces-verbaal

A

bekeuring; geschreven verslag

23
Q

Profiel

A

zijaanzicht; oneffen oppervlak;

karakterbeschrijving; vakkenpakket

24
Q

Propageren

A

Bevorderen, reclame maken voor

25
Q

Pschygologie

A

Leer van de geest van de mens en het bewustzijn

26
Q

Rapporteren

A

Verslag uitbrengen

27
Q

Realisatie

A

Uitvoering

28
Q

Sarcasme

A

Bijtende spot, een rotopmerking

29
Q

Stammen uit

A

Afkomstig zijn uit

30
Q

Statistiek

A

weergeven van gegevens in getallen

en figuren

31
Q

Strategie

A

Plan van handelen

32
Q

Stratenplan

A

Plattegrond

33
Q

Stratosfeer

A

luchtlaag op 10-50 km hoogte

34
Q

Systematisch

A

Ordelijk en samenhangend

35
Q

Tegenwerpen

A

een bedenking of bezwaar maken

36
Q

Tolerantie

A

Verdraagzaamheid

37
Q

Tracé

A

afgebakend stuk weg, ontworpen

weg

38
Q

Tsunami

A

Vloedgolf die veroorzaakt wordt door een aardbeving

39
Q

Verkeersader

A

Belangrijke, brede verkeersweg

40
Q

Weerleggen

A

Aantonen dat iets niet waar is

41
Q

ZOAB

A

Zeer Open Asfalt Beton (geluiddempend soort asfalt)