243-244 Flashcards
Het geluk
Le bonheur
Een stukje, eindje
Un bout
Een rapport
Un bulletin
Een verstandhouding
Une complicité
Een gedrag
Un comportement
Een hel
Un enfer
De verstikking
L’étouffement
De haat
Ma haine
Een kerel, gast
Un mec
Het misprijzen
Me mépris
Een vriendje, lief
Un petit ami
Een vriendinnetje, een lief
Une petite Amie
Een aanwezigheid
Une présence
Oplettend
Attentif, attentive
Sommige
Certains, certaines
Gemeenschappelijk
Commun, commune
Afwisselen
Alterner
Naderen
Approcher
Betreffen
Concerner
Tegenkomen
Croiser
Kapotmaken
Démolir
Weggaan,verwijderen
Éloigner
Fonkelen, glinsteren
Étinceler
Bespieden
Guetter
Voorstellen
Imagniner
Beïnvloeden
Influencer
Dumpen
Larguer
Maken
Rendre
Breken, het uitmaken
Rompre
Geenzins
Nullement
Op den duur
À la longue
Voor het geval dat
Au cas où
Op de versiertoer gaan
Faire la drague
Zonder stoppen
Sans arrêt
Een daad
Un acte
De rust, kalmte
Le calme
De concentratie
La concentration
De concurrentie
La concurrence
Van de school, school-
Scolaire
Isoleren
Isoler
Motiveren
Motiver