2.3 N-E Flashcards
1
Q
waarderen
A
appreciate
2
Q
stage
A
apprenticeship
3
Q
aanwezigheid
A
attendance
4
Q
storen, lastigvallen
A
bother
5
Q
klagen
A
complain
6
Q
overwegen
A
consider
7
Q
overleggen met
A
consult
8
Q
eisen
A
demand
9
Q
ontwikkeling
A
development
10
Q
bespreken
A
discuss
11
Q
ontslag
A
dismissal
12
Q
inschrijven
A
enrol
13
Q
ontslaan
A
fire
14
Q
balie
A
front desk
15
Q
zelfstandig, onafhankelijk
A
independent
16
Q
vakbond
A
labour union
17
Q
bezighouden, bezetten
A
occupied
18
Q
commanderen
A
order
19
Q
presteren
A
perform
20
Q
actievoeren
A
picketing
21
Q
erkennen, herkennen
A
recognise
22
Q
gedwongen ontslag
A
redundancies
23
Q
oplossen
A
resolved
24
Q
inroosteren, inplannen
A
schedule
25
Q
stagebegeleider, leidinggevende
A
supervisor
26
Q
tijdelijk
A
temporary
27
Q
beëindigen
A
terminate
28
Q
begripvol
A
understanding