2.3/2.4 Woorden Flashcards
1
Q
Device
A
Apparaat
2
Q
Education
A
Onderwijs
3
Q
Enter to
A
Meedoen aan
4
Q
Everyday
A
Alledaags
5
Q
Imagination
A
Verbeelding
6
Q
Label to
A
Etiketteren
7
Q
Length
A
Lengte
8
Q
Mess
A
Troep
9
Q
Object
A
Voorwerp
10
Q
Prepare to
A
Voorbereiden
11
Q
Remarkable
A
Opvallend
12
Q
Reply to
A
Antwoorden
13
Q
Shocking
A
Schokkend
14
Q
Sort out to
A
Uitzoeken
15
Q
Straight
A
Rechtstreeks
16
Q
Tidy
A
Netjes
17
Q
Toilet paper roll
A
Wc-roll
18
Q
Twisted
A
Gedraaid
19
Q
Warn to
A
Waarschuwen
20
Q
Announcement
A
Aankondiging
21
Q
Appearance
A
Uiterlijk
22
Q
Back
A
Achterkant
23
Q
Bin
A
Vuilnisbak
24
Q
Concrete
A
Beton
25
Cover
Omhulsel
26
Dead
Dood
27
Doll
Pop
28
Hang out to
Rondhangen
29
Hold-held-held
Houden-hield-gehouden
30
Honestly
Eerlijk
31
Improve to
Verbeteren
32
Knot
Knoop
33
Let-let-let
Laten-liet-gelaten
34
Litter
Afval
35
Mounth
Mond
36
Pencil
Potlood
37
Plant to
Plant
38
Push to
Duwen
39
Shed
Schuur
40
Spring
Lente
41
Tie to
Vastmaken
42
Tree
Boom
43
Ugly
Lelijk
44
Wool
Wol
