1.4 Zinnen Flashcards
Ik herinner me dat ik dat haatte
I remember I used to hate that
Ik zal dat nooit vergeten
I’ll never forget that
Toen in een meisje was moest ik naar de kerk
When I was a girl I had to go to the church
Ik kreeg vroeger een pond per week zakgeld
I used to get a pound a week pocket money
Ik ben niets vergeten
I haven’t forgotten anything
Het zou beter zijn als ik minder huiswerk had
It would be better if I had less homework
Denk je dat het toen makkelijker was om een tiener te zijn dan nu
Do you think it was easier to be a teenager then than it is now
Zou je liever nu en tiener zijn of in de jaren 40?
Would you prefer to be a teenager now or in the 1940s?
Ik zou liever nu jong zijn
I would much rather to be young now
Het lijkt mij dat jij veel meer huiswerk krijgt
It seems to me that you get a lot more homework
Volgens mij is het internet een geweldige uitvinding
As I see it, the Internet is a brilliant invention
Volgens mijn oma laten onze leraren ons hard werken
According to my grandma, our teachers work us too hard
Om eerlijk te zijn verveelde, ik me vaak
To tell you the truth, I was often bored
Het onderwerp van mijn presentatie is
The topic of my presentation is
Ik begin met jullie een aantal statistieken te geven
I will begin by giving you a few statistics