2.1 2.3 Celorganellen + Mitose & meiose Flashcards
Interfase stadia
G1 G0 S G2
M fase stadia
profase prometafase metafase anafase telofase cytokenese
interfase
cel produceert hormonen eiwitten RNA en neemt dan stoffen op en geeft stoffen af. Bereid zich voor op eventuele celdeling en daar wordt DNA gerepliceerd in S fase.
profase
chromatine condenseert, chromosomen worden zichtbaar
centriolen (gemaakt van microtubili) bewegen van elkaar af en vormen twee tegenovergestelde polen
spoeldraden (mitotische spoel) wordt gevormd, ook gemaakt van microtubili
kernmembraan begint te degraderen
prometafase
spoeldraden binden aan individueel zichtbare chromosomen en beginnen te bewegen
kernmembraan is gedegradeerd
metafase
chromosomen liggen op equatoriale vlak
centriolen met daaraan spoeldraden en hechten aan cchromosomen
anafase
zuster chromatide interactie wordt verbroken
spoeldraden trekken chromosomen uit elkaar
telefase
kernmembraan wordt langzaam gevormd
met contractile ring gemaakt van actine filamenten
chromosomen niet meer indivudeel zichtbaar
cytokinese (cytoplasmadeling)
insnoering van ring wordt voltooid
cellen zijn gescheiden van lekaar
G1/0 fase
DNA foutjes worden eruit gehaald
Productie enzymen die nodig zijn voor DNA replicatie
na een trigger (bijv: hormonen/groeifactoren) naar S fase of differentiatie van cellen in G0 fase
als cellen geen signaal ontvangen gaat ie niet verder delen en gaat ie differencieren, blijft ie in de G0 fase (zoals levercellen)
S fase
DNA wordt gedupliceerd
G2 fase
voorbereiding op M-fase , duplicatie van organellen
productie van eiwitten die nodig zijn voor mitose (trekdraden
is DNA netjes gerepliceerd?
benoem alle fasen plaatjes
foto college
benoem organellen foto
foto college
nucleus + kernmembraan (euchromatine en heterochromatine)
celkern, en dubbelkernmembraan met porieen waar moleculen en RNA worden getransporteerd
in celkern productie RNA
lichte gebieden in celkern is euchromatine –> open DNA actief, makkeljk af te lezen, is minder compact gebonden bij histonen
donkere gebieden in celkern is heterochromatine –> gesloten DNA , inactief, compact gebonden
Ribosomen
vrije ribosomen = polyribosomen bevinden in cytosol belang voor productie eiwtitten met functie in het cytoplasma
gebonden ribosomen = gebonden aan RER, deze eiwitten gaan naar het celmembraan.
RER
bevind zich rondom de celkern (zodat RNa makkeljik kan binden )
eiwitten die daar worden gemaakt worden dan afgegeven aan lumen en worden beschermd tegen mogeljike enzymen die aanwezig zijn
SER
geen ribosomen aan gebonden
betrokken bij bewerking van eiwitten en lipiden
componenten worden geproduceert voor celmembraan (lipiden)
ook betrokken bij productie van steroide hormonen (geslachtshormonen )
en ontgiftigen van toxische stoffen (detoxificatie) (lever cellen hebben bijv veel SER)
hoe weet eiwit waar die heenmoet in de cel?
en welke manieren van transport zijn er?
eiwit heeft hele specifieke sequentie erop geplakt en die bepaald waar de eiwit heengaat in de cel (sorterings signaal )
- richting celkern Door poriën van de kernmembraan
- Binden aan Eiwit translocators op membraan organel
- Vanuit ER in transport vesikels, naar extracellulaire omgeving
richting celkern Door poriën van de kernmembraan
aan eiwit zit lokalisatiesignaal en die bindt aan receptor en wordt getransporteerd door de porien van membraan naar celkern.
(bijv eiwitten van transcriptiefactoren)
- Binden aan Eiwit translocators op membraan organel
+ chaparonne eiwit
eiwit bindt aan receptor buitenmembraan met lokalisatiesignaal mitochondrium en daarna zal eiwit getransporteerd worden over buitenmembraan en eiwit wordt verder getransporteert waar die heenmoet (bijv matrix mitochondrium)
een eiwit wordt opgevouwen en ontvouwen door chaparonne eiwit
signaalsequentie wordt afgeknipt en verlaat mitochondrium en wordt hergebruikt.
chaparonne eiwit
soms worden eiwitten niet goed gevouwen. (defect) als er een te hoge concentratie niet goed gevoouwen eiwitten aanwezig is is er een stress response aanwezig = unfolded protein response
doet alles aaan op eiwitten toch nog goed te vouwen met chaparonne eiwitten in RER
nog steeds teveel fout gevouwen? –> apoptose
na RER gaat eiwit in vesikel naar GOLGIAPPARAAT
in golgiapparaat worden eiwitten gemodificeerd (fosforylatie, glycolysering)(fosforgroep, suikergroep aanhangen) –> kan eiwit actief/inactief maken
proteolyse van eiwitten tot actieve vorm
macromoleculen worden hier bewerkt
sorteren grote moleculen in vesikels
die eiwitten in vesikels worden dan naar extracellulaire ruimte getransporteert (=exocytose)
endocytose
neemt blaasjes met eiwitten op en vervolgens afbreekt in de lysosomen, en speelt dus belangrijke rol in afbraak eiwitten
opname vesikels eiwitten (endocytose)
van extracelllulaire omgeving naar cytosol
eiwit (cargo molecuul) bindt aan oppervlakte receptor op membraan van de cel –> 2 eiwitten (van binnen de cel) binden zich aan receptor = adaptine eiwit, en die is gekoppeld aan chlatrine eiwit.
er vindt budding plaats waaruit uiteindleijk een blaasje wordt afgesnoerd vanuit de buiten omgeving. en die afsnoering gebeurd door eiwit dynamine
jasje adaptine clathrine uit (kan gerecycled) en cargo in vesikel met de receptor blijft over
herkenning vesikel door organel
vesikel met eiwit met receptor moet naar lysosomen
vesikel is bekleed met RAB-eiwitten. RAB eiwitten worden hereknd door celorganellen. V snare eiwitten ook aan buiten zijde
vesikel gaat met rab eiwitten interacteren met de specifieke eiwit receptor op oppervlakte celorganel
T snare bindt aan V snare en zo wordt de vesikel getrokken naar de celorganel . er vindt fusie plaats van vesikel met celorganel en eiwit wordt afgeleverd. De rest kan hergebruikt worden
lysosomen
onderdelen zure vesikel systeem, lage PH
lage PH zorgt ervoor dat eiwitten worden afgebroken door hydrolytische enzymen en die aminozuren die dan worden gevormd gebruikt voor aanmaak nieuwe eiwitten
peroxisomen
beetje zelfde als lysosomen
breken vetzuren af (lange keten vetzuren) en tegelijkerijd wordt waterstof peroxide geprodcuceerd is schadelijk voor de stof (zuurstof radicaal)
mitochondrium
onder invloed citroenzuur cyclus en oxidatiefe fosfolyering wordt ATP gemaakt.
hebben een dubbelmembraan (buiten en binnen) net als celkern
heeft eigen DNA (mitochondrieel mtDNA) is belangrijk voor vorming van aantal eiwitten in elektrotransport keten (ligt op buiten membraan)
ziektes met mitochondrium hebben moeite met spieren en hersenen
celmembraan
omgeeft cytosol
lipide bilaag met daarin verankerd verschillende eiwitten en op die laag allemaal suikerketens
belangrijk voor cel-cel communicatie
import export moleculen
zorgt voor flexibiliteit van cel (bijv met celdeling)
zorgt voor verankering met cytoskelet (vezelachtige structuren in cytoplasma die zorgen voor stevigheid van plasma)
van fosfolipiden zijn de meeste fosfatidylcholine
asymetrisch van opbouw –> zijde extracellulair zijde cytosol
–> tussen voetjes fosfolipiden zit cholesterol en is verankerd binnenkant celmembraan en zorgt voor stevigheid
glycolipiden, vet met suikerachtige binding. en zijn alleen aan de extracellulaire kant.
fosfolipiden en flip flop fosfatidylcholine
zijn amfipatisch
–> kop is hydrofiel en staart hydrofoob dus staarten in celmembraan wijzen naar elkaar.
als cel stress ervaart (bijv teveel slecht gevouwen eiwtitten) dan soms flipt fosfatidylcholine naar de extracellulaire kant (normaal alleen aan cytosolaire kant) en dan is dat signaal voor de cel en gaat de cel in apoptose
passief transport en actief transport
met gradient mee vs tegen gradient in
kost geen energie vs kost energire
door ionkanalen vs carriere eiwitten
gekoppeld transport (symport uniport antiport)
symport = samen met ander molecul mee uniport = alleen antiport= molecuul eruit en molecuul erin
celcortex
cytosolzijde cel en zorgt voor stevigheid (actine filamenten)
glycocalix
Complex van glycolipiden en glycoproteins/proteoglycanen aan de buitenkant
op het celoppervlak
coating van de cel en zorgt ervoor dat cel herkenbaar is voor omgeving
beschrmd membraan mechanische stress
cellen herkennen indringers wss ook aan glycocalix