2022 Flashcards
1
Q
Ontslag nemen
A
Démissionner
2
Q
Een sneeuwstorm
A
Une tempête hivernale
3
Q
Een voedselvergiftiging
A
Une intoxication alimentaire
4
Q
De apenpokken
A
Me variole du singe
5
Q
Zorgwekkend
A
Inquiéter
6
Q
Woede, verontwaardiging
A
Indignation
7
Q
Een sluier
A
Un voile
8
Q
Bereiken
A
Atteindre
9
Q
Winnen
A
Remporter
10
Q
Het bedrog
A
La tricherie
11
Q
Het gewichtheffen
A
L’haltérophilie
12
Q
Plaatsvinden
A
Se dérouler
13
Q
Het staatshoofd
A
La monarque
14
Q
Een koninkrijk
A
Un royaume
15
Q
Oud
A
Ancien