2 Sternum Flashcards
1
Q
Test 2.01
Rebound Test
A
- P in ruglig
- O staat lateraal: ene hand dwars op het manubrium, andere hand op het corpus sterni (met vingers naar craniaal gericht)
- P. maakt een diepere in- en uitademing
- O. beoordeelt de mobiliteit van het sternum en palpeert tevens de manubriosternale hoek.
- Om meer locale tensieveranderingen vast te stellen, kunnen we deze test ook op de verschillende delen van het sternum uitvoeren.
Beoordeling:
- flexie- of inspirdysfunctie
- extensie- of expirdysfunctie
2
Q
Test 2.02
Mobiliteitstest
Proc. Xiphoideus
A
O. beoordeelt met de duim de mobiliteit van de processus xiphoideus in
- antero-posteriore richting
- en in laterale richting (ene duim op processus, ander duim op onderste ribbenboord).
3
Q
Test 2.03
Diagnostische test
M. Transversus Thoracis
A
- P. in ruglig
- O. staat lateraal
- O. drukt met hypothenar naar posterior ter hoogte van het chondrale gedeelte van de ribben
De test is positief voor een dysfunctie van de m. transversus thoracis (hypertonie), wanneer de 1e en 2e rib een normale elasticiteit hebben en de 3e tot en met de 6e rib niet.
4
Q
Techniek 2.01
Flexiedysfunctie
A
- P. in ruglig
- O. zit of staat aan het hoofdeinde
- ene hand onder de CWK, handwortel van de andere hand op superiore deel van het corpus sterni.
- Met de craniale hand doet O. via een craniale tractie een manubriosternale disengagement.
- P. maakt een inademing, waarbij O. via druk op het superiore deel van het corpus sterni verhindert dat het sternum in flexie gaat
- Tijdens uitademing begeleidt O. het sternum in expirpositie
- Herhalen tot geen winst meer geboekt wordt.
- Bij de laatste uitademing brengt O. de CWK in flexie.
5
Q
Techniek 2.02
Extensiedysfunctie
A
- P. in ruglig
- O. staat aan het hoofdeinde: ene hand dwars op het manubrium
- handwortel van de andere hand op inferiore deel van het corpus sterni
- O. maakt via een cranio- caudale tractie van beide handen een manubriosternale disengagement
- P. ademt in en O. begeleidt het sternum via de caudale hand naar flexie
- Tijdens de uitademing wordt de expirbeweging afgeremd
- Evt. kan P. met zijn armen de lenden van O. omgrijpen
- Hier voert O. dan via zijn romp een tractie uit in functie van de manubriosternale disengagement en van de antero-superiore beweging van het sternum
6
Q
Techniek 2.03
Intraossaire Dysfunctie
A
- O. plaatst duimen en wijsvingers rond de rigide zone en voert een compressie uit.
- Bij vermindering van de rigiditeit wordt de compressie losgelaten
- Aansluitend kan met beide hypothenars (gekruist) een decompressie worden uitgevoerd
- (met kleine ritmische tracties of met continue tractie en een rebound bij begin van een aansluitende diepere inspiratie).
7
Q
Techniek 2.04
Dysfuncties
Proc. Xiphoideus
A
- Bij een dysfunctie in anterioriteit wordt met de duim een directe maar zachte mobiliserende techniek naar posterior uitgevoerd
- Bij een dysfunctie in posterioriteit wordt met de duim een indirecte positioneringstechniek uitgevoerd
- Bij een laterale dysfunctie kan zowel een directe als indirecte techniek gebruikt worden
8
Q
Techniek 2.05
Dysfunctie
M. Transversus Thoracis
A
- P. in ruglig
- O. staat heterolateraal
- craniale hand vlak op het corpus sterni in lengterichting (vingers naar caudaal)
- caudale hand chondraal (handbasis of kopjes van de metatarsalen), direct lateraal van het sternum ter hoogte van de 3e tot en met de 6e rib (vingers naar lateraal-boven)
- 1e fase (= inhibitie): druk met beide handen naar posterior en vervolgens naar mekaar toe, gedurende 30 à 60 seconden (indirecte techniek)
- 2e fase (= rek): druk met beide handen naar posterior en vervolgens drukt sternale hand naar caudaal en chondrale hand naar lateraal-boven (directe techniek)
- Bij onvoldoende ontspanning 1e fase herhalen en aansluitend terug 2e fase.