1 Costae Flashcards

1
Q

Test 1.01

Sneltest ribben via ritmische rotatiebeweging

A

P. zit met handen gekruist op de schouders

O. staat posterolateraal: ene hand anterior onder de armen van P. andere hand posterior met duim ter hoogte van angulus posterior (Re duim op Re angulus posterior)

O. roteert P. (Li rotatie bij palpatie Re) en beoordeelt de spanning en beweging ter hoogte van de verschillende ribben. Wanneer bij deze ritmische beweging een verandering in spanning of kwaliteit optreedt, duidt dit op een niveau in dysfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Test 1.02

Rib I

Sneltest via ademhaling

A

P. in zit

O. staat posterior en legt wijsvingers bilateraal ter hoogte van de arcus van de 1e rib (ter hoogte van halsbasis).

P. maakt een diepere in- en uitademing.

O. beoordeelt de algemene mobiliteit, spanning en kwaliteit van de beweging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Test 1.03

Rib II-X

Sneltestvia ademhaling

A

P. in zit

O. staat posterior en legt meerdere vingers anterior op de ribben (breed contact) en beoordeelt de algemene mobiliteit, spanning en kwaliteit van de beweging bij diepere in- en uitademing.

Deze test wordt uitgevoerd zowel ter hoogte van de bovenste en onderste quadranten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Test 1.04

Rib XI-XII

Sneltest via ademhaling

A

P. in zit

O. staat posterior en legt bilateraal de duimen en wijsvingers ter hoogte van de 11e en 12e rib

O. beoordeelt de algemene mobiliteit, spanning en kwaliteit van de beweging bij diepere in- en uitademing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Test 1.05

Luistertest thv Sternum bij normale ademhaling

A

P. in ruglig

O. staat lateraal en legt binnenste hand vlak op het sternum (vingers naar craniaal gericht)

O. beoordeelt uitdrukking en bewegingspatroon ter hoogte van het sternum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

›Test 1.06

Densiteits- en tensietest thv Sternum

A

P. in ruglig

O. plaatst beide handen op elkaar op het sternum; drukt met beide handen naar posterior, éénmaal oppervlakkig (tensie van het sternum) en éénmaal diep (tensie van de thorax), en laat terug los.

Diagnostische parameters:

Tensie van het sternum:

  • normaal: samendrukbaar en normale rebound
  • hypertensie: niet samendrukb. en sterke rebound
  • rigiditeit: moeilijk samendrukb. en geen rebound
  • hypotensie (samendrukbaar en geen rebound) zal zelden of nooit voorkomen

Tensie van de thoracale caviteit:

  • normaal: samendrukbaar en normale rebound
  • hypertensie: niet samendrukb. en sterke rebound
  • hypotensie: samendrukbaar en geen rebound
  • verhoogde densiteit: niet samendrukb. en geen rebound
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Test 1.07

Algemene test thv middenrif

A

P. in ruglig.

O. plaatst de vingers beiderzijds op de onderste ribben en duimen onder de ribbenboog.

  • O. beoordeelt de tonus van het middenrif.
  • O. beoordeelt de beweging van het middenrif en de onderste ribben bij diepere in- en uitademing.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Test 1.08

Rib II- X

pomp- en hengselpunten

(respiratorische beweging)

A

P. in ruglig

O. staat lateraal: wijsvingers bilateraal ter hoogte van pomppunt en aansluitend ter hoogte van hengselpunt

P. doet een normale (of licht verhoogde) en een diepe in- en uitademing

O. beoordeelt de respiratorische beweging

Beoordeling

  • Test positief bij normale (of licht verhoogde) ademhaling

–> rib- of werveldysfunctie

  • Test positief bij normale (of licht verhoogde) en negatief bij diepe ademhaling

–> dirigerende werveldysfunctie

  • Test positief bij normale (of licht verhoogde) en bij diepe ademhaling

–> dirigerende ribdysfunctie

  • Dysfunctie van een groep: mogelijk maakt de respiratorische dysfunctie deel uit van een groepsdysfunctie met meerdere ribben. Bij een groepsdysfunctie wordt ‘the key rib’ behandeld:
    • ‘Key’ rib bij expiratorische groepsdysfunctie = bovenste rib
    • ‘Key’ rib bij inspiratorische groepsdysfunctie = onderste rib
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Test 1.09

Rib II-X

Anterior-Posterior test

A

P. in zit

O. staat of zit anterior: wijsvingers direct lateraal van de chondrocostale overgang

O. beoordeelt de positie van de rib ten opzichte van de heterolaterale rib en ten opzichte van de boven- en onderliggende rib.

O. staat of zit posterior: wijsvingers ter hoogte van angulus posterior

O. beoordeelt de positie van de rib ten opzichte van de heterolaterale rib en ten opzichte van de boven- en onderliggende rib

Volgende positieresultaten zijn mogelijk:

  • rib zowel voor als achter symmetrisch
  • rib zowel voor als achter naar anterior
  • rib zowel voor als achter naar posterior
  • rib voor naar anterior en achter naar posterior = laterale compressie of eversiedysfunctie (zie verder bij intraossaire dysfuncties)
  • rib voor naar posterior en achter naar anterior = antero-posteriore compressie of inversiedysfunctie (zie verder bij intraossaire dysfuncties)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Test 1.09

Rib II-X

Anterior-Posterior bewegingstest

Wanneer de ribpositie voor en achter overeenkomt (= geen intraossaire DF)

A

P. in zit

O. staat of zit anterior: zelfde handvatting als bij positiebepaling

P. maakt met hoofd (en evt. met romp) een flexie, achtereenvolgens een extensie

O. beoordeelt de ribpositie bij flexie en bij extensie tov de neutrale houding

Beoordeling

  • Asymmetrie blijft in alle posities

–> anteriore of posteriore ribdysfunctie (zijde bepaling: positievergelijking met boven- en onderliggende rib en waar de sneltesten positief zijn)

  • Symmetrie bij extensie en asymmetrie bij flexie

–> werveldysfunctie in ERS, rotatie aan de zijde van de posteriore rib

  • Symmetrie bij flexie en asymmetrie bij extensie

–> werveldysfunctie in FRS, rotatie aan de zijde van de posteriore rib

  • Combinaties tussen wervel- en ribdysfunctie zijn ook mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Test 1.11

Rib I

Palpatie Infraclaviculair

A

P. in ruglig

O. staat lateraal: wijsvinger op het chondrale deel van de 1e rib (pomppunt, links op de foto) en iets meer naar lateraal ter hoogte van de inferiore rand (hengselpunt, rechts op de foto)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Test 1.12

Rib I

Palpatie Supraclaviculair

A

Supraclaviculair: P. in ruglig

O. zit aan het hoofdeinde: wijsvinger in de fossa supraclavicularis ter hoogte van anteriore deel van de 1e rib (pomppunt, links op de foto) en meer naar lateraal op de superiore zijde van de arcus (hengselpunt, rechts op de foto)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Test 1.13

Rib I

Posterior Palpatie

A

P. in zit

O. staat posterior: duimen op het tuberculum posterior van de 1e rib

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Test 1.14

Rib I

pomp- en hengselpunten

(respiratorische beweging)

A

P. in ruglig,

1. O. staat lateraal:

  • wijsvinger bilateraal direct lateraal van het manubrium sternalis

–> O. beoordeelt de pompbeweging bij normale (of licht verhoogde) en bij diepe ademhaling

  • wijsvinger 2 à 3 cm meer naar lateraal (inferiore rand van de 1e rib)

–> O. beoordeelt de hengselbeweging bij normale (of licht verhoogde) en bij diepe ademhaling

2. O. zit aan het hoofdeinde:

  • duim ter hoogte van tuberculum posterior, wijsvinger in de fossa supraclavicularis, middenvinger ter hoogte van de clavicula

–> O. beoordeelt de pompbeweging bij normale (of licht verhoogde) en bij diepe ademhaling

  • duim ter hoogte van tuberculum posterior, wijsvinger op de arcus, middenvinger ter hoogte van de clavicula

–> O. beoordeelt de hengselbeweging bij normale (of licht verhoogde) en bij diepe ademhaling

Beoordeling

  • Test positief bij normale (of licht verhoogde) ademhaling en negatief bij diepe ademhaling

–> wijst eerder op een dirigerende werveldysfunctie

  • Test positief bij normale (of licht verhoogde) en bij diepe ademhaling

–> wijst eerder op een dirigerende ribdysfunctie:

  • Test positief bij inspir = expirdysfunctie, pomp- en/of hengseldysfunctie
  • Test positief bij expir = inspirdysfunctie, pomp- en/of hengseldysfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Test 1.15

Rib I

Anterior-Posterior test

A

P. in zit, O. staat of zit anterior

wijsvingers bilateraal op de anteriore zijde van het kraakbeen van de 1e rib

–> beoordeling van de positie met de heterolaterale zijde, met de claviculae en met de 2e rib

Ter bevestiging kan O. ook posterior de positie van het tuberculum posterior beoordelen. Bij de 1e rib is dit niet echt noodzakelijk, daar hier geen intraossaire dysfuncties voorkomen.

Asymmetrie:

  • P. maakt een flexie met het hoofd –> verandert de positie van de 1e rib?
  • P. maakt een extensie met het hoofd–> verandert de positie van de 1e rib?

Beoordeling:

  • Asymmetrie blijjft in alle posities:

–> anteriore of posteriore ribdysfunctie (zijde bepaling: positievergelijking met onderliggende rib en waar de sneltesten positief zijn)

  • Symmetrie bij extensie en asymmetrie bij flexie:

–> werveldysfunctie in ERS, rotatie aan de zijde van de posteriore rib

  • Symmetrie bij flexie en asymmetrie bij extensie:

–> werveldysfunctie in FRS, rotatie aan de zijde van de posteriore rib

  • Combinaties tussen wervel- en ribdysfunctie zijn ook mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Test 1.16

Rib I

Test op Costotransversaire dysfunctie

A

P. in zit

O. staat posterior: duim op tuberculum posterior en wijsvinger aan de anteriore zijde van de m. trapezius (tussen m. trapezius en m. scalenus posterior), vingertop naar onder en mediaal in richting van het collum van de 1e rib

O. vergelijkt de positie van de rib met de heterolaterale zijde.

Aansluitend, met de wijsvinger op het pomppunt en vervolgens op het hengselpunt, voert O. een respiratorische test uit.

Beoordeling

Naast de posteriorisatie van het tuberculum en de sterk verhoogde positie van het collum wordt de costotransversaire dysfunctie gekenmerkt door het volgende:

  • de 1e rib bevindt zich in een pomp-expir positie
  • de 1e rib functioneert in een hengsel-inspir dysfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Test 1.17

Rib XI-XII

Palpatie

A
  1. P. in buiklig
  2. O. staat lateraal
  3. met duimen ter hoogte van de SIPS verplaatst O. de vingertoppen van vinger II en III net lateraal van de paravertebralen naar boven tot aan een hardere transversale structuur = 12e rib.
  4. O. plaatst wijsvingers op de 12e rib en horizontaal naar lateraal de middenvingers op de 11e rib.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Test 1.18

Rib XI-XII

Diagnostische test

A
  1. P. in buiklig
  2. O. staat lateraal
  3. met duimen ter hoogte van de SIPS verplaatst O. de vingertoppen van vinger II en III net lateraal van de paravertebralen naar boven tot aan een hardere transversale structuur = 12e rib.
  4. O. plaatst wijsvingers op de 12e rib en horizontaal naar lateraal de middenvingers op de 11e rib
  5. P. maakt een normale en diepe in- en uitademing
  6. O. beoordeelt de beweging bij inspiratie en bij expiratie:
  • test postief bij normale en negatief bij diepe ademhaling

–> wijst eerder op een dirigerende werveldysfunctie

  • test positief bij normale en bij diepe ademhaling

–> wijst eerder op een dirigerende ribdysfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Techniek 1.01

Rib II - VI

Inspiratorische Pompdysfunctie

A

P. in ruglig

O. staat aan hoofdeinde: hoofd van P. rust op de onderarm van O.

O. plaatst duim ter hoogte van pomppunt

O. brengt het hoofd in flexie tot op het niveau van de te behandelen rib

tijdens uitademing wordt de rib meer en meer in expiratie begeleid, terwijl bij de inademing de beweging wordt afgeremd

Herhalen tot geen winst meer geboekt wordt

20
Q

Techniek 1.02

Rib VII - X

Inspiratorische Pompdysfunctie

A

P. in ruglig

O. staat aan hoofdeinde: hoofd en bovenste helft van de thoracale wervelkolom van P. rust op de onderarm van O.

O. plaatst duim ter hoogte van pomppunt

O. brengt het hoofd en de bovenste thoracale wervelkolom in flexie tot op het niveau

van de te behandelen rib

tijdens uitademing wordt de rib meer en meer in expiratie begeleid, terwijl bij de inademing de beweging wordt afgeremd

Herhalen tot geen winst meer geboekt wordt

21
Q

Techniek 1.03

Rib II - VI

Inspiratorische Hengseldysfunctie

A

P. in ruglig

O. staat aan het hoofdeinde: hoofd van P. rust op de onderarm van O.; duim ter hoogte van hengselpunt

O. brengt het hoofd van P. in flexie en in een homolaterale lateroflexie tot op het niveau van de te behandelen rib

tijdens uitademing begeleidt O. de rib naar expiratie, terwijl de beweging bij inademing wordt afgeremd

Herhalen tot geen winst meer geboekt wordt

22
Q

Techniek 1.04

Rib VII - X

Inspiratorische Hengseldysfunctie

A
  1. P. in ruglig
  2. O. staat aan het hoofdeinde
  3. posteriore hand ligt nu onder het bovenste deel van de thoracale wervelkolom van P.
  4. duim ter hoogte van hengselpunt
  5. O. brengt het hoofd en de bovenste thoracale wervelkolom van P. in flexie en in een homolaterale lateroflexie tot op het niveau van de te behandelen rib
  6. tijdens uitademing begeleidt O. de rib naar expiratie, terwijl de beweging bij inademing wordt afgeremd
  7. Herhalen tot geen winst meer geboekt wordt
23
Q

Techniek 1.05

Rib II-X

Expiratorische Pompdysfunctie

MET

Rib links

A
  1. P. in ruglig
  2. O. staat Re: Re hand haakt dorsaal de angulus costalis aan; hand van P. aan de dysfunctiezijde ligt op het voorhoofd
  3. P. maakt met het hoofd een heterolaterale lateroflexie en rotatie tot beweging aankomt op het niveau van de te behandelen rib (O. palpeert met Li hand ter hoogte van het pomppunt)
  4. Aansluitend legt O. Li voorarm op de Li voorarm van P. (elleboog op handpalm van P.)
  5. O. maakt een disengagement door een lichte druk met Re hand naar antero-lateraal
  6. P. ademt diep in en drukt met het voorhoofd naar anterior
  7. O. geeft weerstand (en trekt tegelijkertijd de angulus costalis naar caudaal)
  8. O. behoudt deze nieuwe positie tijdens uitademing en ontspanning
  9. Herhalen tot geen winst meer geboekt wordt.
24
Q

Techniek 1.06

Rib II-X

Expiratorische Hengseldysfunctie

Rib links

A

P. in ruglig

O. staat Re: Re hand haakt dorsaal de angulus costalis aan; hand van P. aan de dysfunctiezijde ligt op het voorhoofd;

P. maakt met het hoofd een heterolaterale lateroflexie en rotatie tot beweging aankomt op het niveau van de te behandelen rib (O. palpeert met Li hand ter hoogte van het hengselpunt).

Aansluitend legt O. Li voorarm op de Li voorarm van P. (elleboog op handpalm van P.)

O. maakt een disengagement door een lichte druk met Re hand naar antero-lateraal.

P. ademt diep in en drukt met het voorhoofd in richting van zijn elleboog. O. geeft weerstand (en trekt tegelijkertijd de angulus costalis naar caudaal).
O. behoudt deze nieuwe positie tijdens uitademing en ontspanning.

Herhalen tot geen winst meer geboekt wordt.

25
Q

Techniek 1.07

Rib II-X

Anterior dysfunctie, MET

Rib rechts

A

P. zit

O. staat posterior: P. legt Re hand op Li schouder;

O. neemt met Li hand de Re elleboog van P. en brengt deze omhoog tot beweging aankomt op het niveau van de te behandelen rib; Re duim is mediaal van de angulus costalis en wijsvinger op de arcus.

P. drukt met de elleboog naar buiten tegen weerstand (isometrisch); O. verhindert met de Re hand dat de te behandelen rib meedraait naar anteromediaan.
Deze techniek kan men uitvoeren in combinatie met een expiratorische apnoe.

Herhalen tot geen winst meer geboekt wordt.

26
Q

Techniek 1.08

Rib II-X

Anterior dysfunctie, Thrust

Rib rechts

A

P. in ruglig met armen overkruist

O. staat heterolateraal: thenar en meta I van de caudale hand ter hoogte van de processi transversi van de wervels in relatie tot de te behandelen rib, craniale hand ondersteunt bovenste thoracale wervelkolom en maakt met de romp een homolaterale lateroflexie

P. maakt een diepe uitademing en O. voert een thrust uit in rotatie op het einde van de uitademing.

27
Q

Techniek 1.09

Rib II-X

Posterior dysfunctie, MET

Rib rechts

A

P. zit

O. staat posterior: P. legt Re hand op Li schouder;

O. neemt met Li hand de Re elleboog van P. en brengt deze omhoog tot beweging aankomt op het niveau van de te behandelen rib; Re duim is lateraal van de angulus costalis en wijsvinger op de arcus.

P. drukt met de elleboog naar binnen tegen weerstand (isometrisch); O. verhindert met de Re hand dat de te behandelen rib meedraait naar postolateraal
Deze techniek kan men uitvoeren in combinatie met een inspiratorische apnoe.

Herhalen tot geen winst meer geboekt wordt.

28
Q

Techniek 1.10

Rib II-X

Posterior dysfunctie, Thrust

Rib rechts

A
  1. P. in ruglig met armen overkruist
  2. O. staat heterolateraal
  3. thenar van de caudale hand ter hoogte van angulus posterior
  4. craniale hand ondersteunt bovenste thoracale wervelkolom en brengt de romp in een heterolaterale lateroflexie.
  5. P. maakt een diepe uitademing
  6. O. voert een thrust uit in rotatie op het einde van de uitademing.
29
Q

Techniek 1.11

Rib II-X

Intraossaire dysfuncties

Rib rechts

A

P. zit, O. zit lateraal aan de te behandelen zijde: P. legt zijn Re voorarm op de Li schouder van O.; O. neemt met beide handen contact ter hoogte van de te behandelende rib: duimen midaxillair, wijs- en middenvinger anterior en posterior op het verloop van de rib.
De druk die op de rib wordt uitgeoefend is in corrigerende richting en dus afhankelijk van de dysfunctie:

  • antero-posteriore compressie: sterke contactname lateraal
  • laterale compressie: sterke contactname anterior en posterior
  • eversiedysfunctie: contactname ter hoogte van superiore rand van de rib
  • inversiedysfunctie: contactname ter hoogte van inferiore rand van de rib

P. buigt wat naar rechts en maakt met de arm een isometrische contractie naar caudaal (druk op schouder van O.). Dit leidt tot een versterking van de dysfunctie, maar O. biedt weerstand ter hoogte van de rib en oefent een tegengestelde corrigerende druk(‘remoddeling’) uit. Enkele keren herhalen.

30
Q

Techniek 1.12

Rib II-X

Sutherlandtechniek

A

P. zit en plaatst homolaterale hand op eigen heterolaterale schouder

O. staat of zit homolateraal en omgrijpt de rib met beide handen (zoals bij de intraossaire techniek)

P. maakt een lichte translatie tegen de duimen van O. en maakt een kleine rotatie naar heterolateraal voor disengagement.

O. positioneert de rib en zoekt het Point of Balanced Tension (in de dysfunctierichting). Sutherland spreekt van een rib in interne of externe rotatie.

P. maakt een inspiratorische of expiratorische apnoe, naargelang welke ademhalingsfase overeenstemt met het PBT. Vasthouden tot rib wil terugkeren naar nieuwe, meer fysiologische rustpositie.

31
Q

Techniek 1.13

Rib I

Inspiratorische Pompdysfunctie

Ademhalingstechniek

A

P. in ruglig

O. aan het hoofdeinde: hoofd van P. op hand-onderarm van O.; duim van de anteriore hand in de fossa supraclavicularis.

Hoofd positioneren in flexie.
Tijdens uitademing wordt de rib begeleid in expiratie, tijdens inademing wordt de beweging afgeremd.

Herhalen tot geen winst meer geboekt wordt.

32
Q

Techniek 1.14

Rib I

Inspiratorische Pompdysfunctie

Thrusttechniek

Rib rechts

A
  1. P. in zit
  2. O. staat posterior: zet Li voet op de behandelingstafel
  3. Li arm van P. rust op bovenbeen van O
  4. Li hand van O. op het hoofd van P, met voorarm tegen de laterale hoofdzijde
  5. O. neemt contact met de 1e rib door middel van duim of van het 2e metacarpophalyngeale gewricht in de fossa supraclavicularis
  6. Via een laterale verschuiving van de Li knie, maakt O. een Re lateroflexie van de CWK van P.; tegelijkertijd maakt O. met zijn hand een lichte rotatie Li om
  7. P. ademt in en vervolgens diep uit: voorspanning en thrust op einde van de uitademing
  8. thrustrichting = voor, onder en binnen
33
Q

Techniek 1.15

Rib I

Inspiratorische Hengseldysfunctie

Ademhalingstechniek

Rib links

A
  1. P. in ruglig
  2. O. staat aan het hoofdeinde
  3. hoofd van P. rust op de onderarm van O
  4. duim van de anteriore hand op de arcus
  5. hoofd positioneren in flexie en homolaterale lateroflexie
  6. Tijdens uitademing wordt de rib begeleid in expiratie
  7. tijdens inademing wordt de beweging afgeremd
  8. Herhalen tot geen winst meer geboekt wordt
34
Q

Techniek 1.16

Rib I

Inspiratorische Hengseldysfunctie

Thrusttechniek

Rib rechts

A
  1. P. in zit
  2. O. staat posterior: zet Li voet op de behandelingstafel
  3. Li arm van P. rust op bovenbeen van O Li hand van O. op het hoofd van P, met voorarm tegen de laterale hoofdzijde
  4. O. neemt contact met de 1e rib door middel van het 2e metacarpophalyngeale gewricht lateraal op de arcus
  5. Via een laterale verschuiving van de Li knie, maakt O. een Re lateroflexie van de CWK van P
  6. tegelijkertijd maakt O. met zijn hand een lichte rotatie Li om
  7. P. ademt in en vervolgens diep uit: voorspanning en thrust op einde van de uitademing
  8. thrustrichting = naar onder-lateraal
35
Q

Techniek 1.17

Rib I

Expiratorische Pompdysfunctie

MET

Rib links

A
  1. P. in ruglig
  2. O. staat Re: Re hand haakt dorsaal de angulus costalis aan; hand van P. aan de dysfunctiezijde ligt op het voorhoofd;
  3. P. maakt met het hoofd een heterolaterale lateroflexie en rotatie tot beweging aankomt op het niveau van de te behandelen rib (O. palpeert met Li hand ter hoogte van het pomppunt)
  4. Aansluitend legt O. Li voorarm op de Li voorarm van P. (elleboog op handpalm van P.)
  5. O. maakt een disengagement door een lichte druk met Re hand naar antero-lateraal.
  6. P. ademt diep in en drukt met het voorhoofd naar anterior.
  7. O. geeft weerstand (en trekt tegelijkertijd de angulus costalis naar caudaal)
  8. O. behoudt deze nieuwe positie tijdens uitademing en ontspanning.
  9. Herhalen tot geen winst meer geboekt wordt.
36
Q

Techniek 1.18

Rib I

Expiratorische Pompdysfunctie

Thrusttechniek

Rib rechts

A
  1. P. in zit
  2. O. staat posterior: zet Li voet op de behandelingstafel
  3. Li arm van P. rust op bovenbeen van O
  4. Li hand van O. op het hoofd van P, met voorarm tegen de laterale hoofdzijde
  5. O. neemt contact met de 1e rib door middel van duim of van het 2e metacarpophalyngeale gewricht op het tuberculum posterior
  6. Via een laterale verschuiving van de Li knie, maakt O. een Re lateroflexie van de CWK van P.; tegelijkertijd maakt O. met zijn hand een lichte rotatie Re om (homolaterale rotatie)
  7. P. ademt in en vervolgens diep uit: voorspanning en thrust op einde van de uitademing
  8. thrustrichting = onder, achter en binnen
37
Q

Techniek 1.19

Rib I

Expiratorische Hengseldysfunctie

Rib links

A

P. in ruglig

O. staat Re: Re hand haakt dorsaal de angulus costalis aan; hand van P. aan de dysfunctiezijde ligt op het voorhoofd;

P. maakt met het hoofd een heterolaterale lateroflexie en rotatie tot beweging aankomt op het niveau van de te behandelen rib (O. palpeert met Li hand ter hoogte van het hengselpunt).

Aansluitend legt O. Li voorarm op de Li voorarm van P. (elleboog op handpalm van P.)

O. maakt een disengagement door een lichte druk met Re hand naar antero-lateraal.

P. ademt diep in en drukt met het voorhoofd in richting van zijn elleboog. O. geeft weerstand (en trekt tegelijkertijd de angulus costalis naar caudaal).
O. behoudt deze nieuwe positie tijdens uitademing en ontspanning.

Herhalen tot geen winst meer geboekt wordt.

38
Q

Techniek 1.20

Rib I

Anterior dysfunctie

Inhibitie

Rib rechts

A
  1. P. in zit
  2. O. staat posterior: zet Li voet op de tafel, Li arm van P. op bovenbeen van O.
  3. Li hand op het hoofd, met voorarm tegen de laterale zijde van het hoofd
  4. O. verplaatst zijn knie naar lateraal, waardoor een heterolaterale translatie ontstaat. Tegelijkertijd brengt O. het hoofd in een Re lateroflexie
  5. O. neemt met de wijsvinger in de fossa supraclavicularis en de duim ter hoogte van het tuberculum posterior contact met de 1e rib
  6. P. doet een lichte isometrische contractie in de richting van een heterolaterale lateroflexie = reciproke inhibitie
  7. Tegelijkertijd mobiliseert O. de 1e rib naar posterior (en lateraal)
  8. Deze techniek kan men uitvoeren in combinatie met een expir. apnoe
  9. Herhalen tot geen winst meer geboekt wordt.
39
Q

Techniek 1.21

Rib I

Anterior dysfunctie

Thrust

Rib rechts

A
  • P. in ruglig met armen overkruist
  • O. staat heterolateraal: thenar en meta I van de caudale hand ter hoogte van de processi transversi van de wervels in relatie tot de te behandelen rib
  • craniale hand ondersteunt bovenste thoracale wervelkolom en maakt met de romp een homolaterale lateroflexie
  • P. maakt een diepe uitademing
  • O. voert een thrust uit in rotatie op het einde van de uitademing.
40
Q

Techniek 1.22

Rib I

Posterior dysfunctie

Inhibitie

Rib rechts

A
  1. P. in zit
  2. O. staat posterior: zet Li voet op de tafel, Li arm van P. op bovenbeen van O.
  3. Li hand op het hoofd, met voorarm tegen de laterale zijde van het hoofd
  4. O. verplaatst zijn knie naar lateraal, waardoor een heterolaterale translatie ontstaat. Tegelijkertijd brengt O. het hoofd in een Re lateroflexie
  5. O. neemt met de wijsvinger in de fossa supraclavicularis en de duim ter hoogte van het tuberculum posterior contact met de 1e rib
  6. P. doet een lichte isometrische contractie in de richting van een heterolaterale lateroflexie = reciproke inhibitie
  7. Tegelijkertijd mobiliseert O. de 1e rib naar anterior (en mediaal)
  8. Deze techniek kan men uitvoeren in combinatie met een inspir. apnoe
  9. Herhalen tot geen winst meer geboekt wordt.
41
Q

Techniek 1.23

Rib I

Posterior dysfunctie

Thrust

Rib rechts

A
  1. P. in ruglig met armen overkruist
  2. O. staat heterolateraal
  3. thenar van de caudale hand ter hoogte van angulus posterior
  4. craniale hand ondersteunt bovenste thoracale wervelkolom en brengt de romp in een heterolaterale lateroflexie.
  5. P. maakt een diepe uitademing
  6. O. voert een thrust uit in rotatie op het einde van de uitademing.
42
Q

Techniek 1.24

Rib I

Costotransversaire dysfunctie

Inhibitie

Rib rechts

A
  1. P. in zit
  2. O. staat posterior: zet Li voet op de tafel, Li arm van P. op bovenbeen van O.
  3. Li hand op het hoofd, met voorarm tegen de laterale zijde van het hoofd
  4. O. verplaatst zijn knie naar lateraal, waardoor een heterolaterale translatie ontstaat. Tegelijkertijd brengt O. het hoofd in een Re lateroflexie en rotatie
  5. O. neemt de duim ter hoogte van het tuberculum posterior contact met de 1e rib, de andere vingers vlak op de rug
  6. P. doet een lichte isometrische contractie in de richting van een heterolaterale lateroflexie = reciproke inhibitie
  7. Tegelijkertijd mobiliseert O. de 1e rib naar anterior (en lichtjes lateraal-inferior)
  8. Deze techniek kan men uitvoeren in combinatie met een expir. apnoe
  9. Herhalen tot geen winst meer geboekt wordt.
43
Q

Techniek 1.25

Rib I

Costotransversaire dysfunctie

Thrust

Rib rechts

A
  1. voer eerste de inhibitietechniek uit (1.24)
  2. Na het uitvoeren hiervan moet P. inademen en aansluitend diep uitademen
  3. O. maakt een voorspanning en voert thrust uit op het einde van de uitademing
  4. thrustrichting = naar voor (en lichtjes naar buiten-onder)
44
Q

Techniek 1.26

Rib I

Sutherlandtechniek

A
  1. P. in zit
  2. O. staat posterolateraal
  3. wijsvinger in de fossa supraclavicularis (evt. infraclaviculair)
  4. duim onder de trapezius zo ver mogelijk naar posterior contact nemen met de rib
  5. (evt wordt de homolaterale of heterolaterale duim op het tuberculum posterior geplaatst)

Disengagement:

  1. P. maakt met het hoofd en de schouders een lichte heterolaterale rotatie
  2. O. positioneert de 1e rib in het Point of Balanced Tension
  3. P. maakt aansluitend een inspiratorische of expiratorische apnoe
  4. Vasthouden tot release.
45
Q

Techniek 1.27

Rib XI-XII

Expiratorische dysfunctie

Rib XI of XII links

A
  1. P. in buiklig, bovenlichaam in lichte Re lateroflexie met Li arm naar voren
  2. O. staat rechts, Re hand neemt contact op de 11e of 12e rib
  3. Li hand omgrijpt de Li SIAS
  4. O. maakt een lichte voorspanning tussen beide handen (craniale hand naar superior, caudale hand naar inferior)
  5. Caudale hand brengt de SIAS naar posterior
  6. P. maakt een diepe inademing en O. begeleidt de rib zo ver mogelijk naar inspiratie
  7. P. maakt een apnoe en drukt daarbij het Li bekken naar anterior tegen weerstand van O
  8. P. ademt uit. Tijdens de ontspanning mobiliseert O. de rib verder naar lateraal-boven
  9. Herhalen tot geen winst meer geboekt wordt.
46
Q

Techniek 1.28

Rib XI-XII

Inspiratorische dysfunctie

Rib XI of XII links

A
  1. P. in buiklig, bovenlichaam in lichte Li lateroflexie met Li arm naast de romp
  2. O. staat rechts, Re hand neemt contact op de 11e of 12e rib
  3. Li hand omgrijpt de Li SIAS
  4. O. maakt een lichte voorspanning tussen beide handen (craniale hand naar superior, caudale hand naar inferior)
  5. P. maakt een diepe inademing en O. remt de inspiratorische beweging af
  6. P. ademt uit. Tijdens de ontspanning brengt O. enkel de SIAS naar posterior
  7. Herhalen tot geen winst meer geboekt wordt.