2. Man en vrouw Flashcards

1
Q

Wat zijn geslachtskenmerken?

A

De verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke dieren/mensen. Dus: alle kenmerken waarin jongens en meisjes verschillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de primaire geslachtskenmerken?

A

De lichamelijke verschillen tussen jongens en meisjes die vanaf de geboorte zichtbaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de secundaire geslachtskenmerken?

A

De lichamelijke verschillen tussen jongens en meisjes die tijdens de pubertijd ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit bestaat het mannelijk voortplantingsstelsel?

A
  • Urinebuis;
  • Eikel;
  • Voorhuid;
  • Urineblaas;
  • Zaadblaasje;
  • Prostaat;
  • Zaadleider;
  • Teelbal of testes;
  • Balzak of scrotum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een besnijdenis?

A

Het weghalen(snijden) van de voorhuid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Door welke onderdelen wordt het zaadvocht gemaakt?

A

De zaadblaasjes en de prostaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is sperma?

A

Zaadvocht en zaadcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar worden de zaadcellen en geslachtshormonen gemaakt?

A

In de teelballen of testes

Geslachtshormonen beïnvloeden het seksuele gedrag en beïnvloeden de secundaire geslachtskenmerken bij een man, zoals baardgroei en de groei van spieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoeveel teelballen liggen in het scrotum?

A

2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat loopt er vol met bloed bij een erectie?

A

De zwellichamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem de inwendige onderdelen van het vrouwelijk voortplantingsstelsel.

A
  • Baarmoeder;
  • Eileider;
  • Eierstok;
  • Urineblaas;
  • Urinebuis;
  • Vagina of schede
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waaruit bestaat de wand van de baarmoeder?

A

Spieren en een slijmlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe noem je een bevruchte eicel ook wel?

A

Zygote, deze groeit uit tot een baby als hij innestelt in de baarmoeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar zitten de eitrechters?

A

Het begin van de eileider. Ze lijken een beetje op een hand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe noem je een eisprong?

A

Ovulatie, hierbij komt de eicel in de eileider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn ovaria?

A

Eierstokken, iedere vrouw heeft er 2.
Vanaf de geboorte van een vrouw liggen de eierstokken vol met onrijpe eitjes, vanaf ongeveer 11 jaar wordt er iedere maand een eicel rijp.

17
Q

Wat zijn de uitwendige vrouwelijke geslachtsorganen?

A
  • Buitenste schaamlippen;
  • Binnenste schaamlippen;
  • Clitoris of kittelaar;
  • De plasbuisopening;
  • De vagina
18
Q

Hoe verloopt de weg van de eicel?

A
  1. Ovulatie of eisprong, hierbij komt een eitje in de eitrechter (begin van de eileider)
  2. Een eventuele bevruchting vindt plaats in de eileider
  3. De eileider en dus het eitje komt uit in de baarmoeder
  4. Een bevrucht eitje (zygote) kan zich innestelen in het baarmoederslijmvlies en uitgroeien tot een baby.
19
Q

Wat is een follikel?

A

In de eierstokken rijpen follikels, in een rijpende follikel bevindt zich een eicel. Als een follikel rijp is barst deze buiten de eierstok uit en de eicel wordt uitgestoten.

20
Q

Hoe heet het follikel weefsel dat achter blijft in de eierstok?

A

Het gele lichaam of corpus luteus. Tijdens het uitstoten van de eicel neemt het follikel veel water op waardoor deze openbarst zodat de eicel eruit komt. Er blijft dan wat weefsel achter, wat het gele lichaam wordt genoemd.

21
Q

Hoe lang blijft een onbevruchte eicel in leven?

A

Hoogstens 12 uur

22
Q

Hoe lang rijpen er eicellen gedurende het leven van een vrouw?

A

Vanaf de puberteit tot aan de overgangsjaren (menopauze)