2. Macronutriënten en micronutriënten Flashcards

1
Q

Noem eens drie soorten macronutriënten

A
  1. eiwitten
  2. koolhydraten
  3. vetten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel aminozuren bestaan er en hoeveel daarvan zijn essentieel?

A

Er zijn 20 aminozuren, waarvan 9 essentieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem eens voorbeelden van een eiwittekort

A

haarverlies, ruwe huid, verlies aan spierspanning en kracht, bloedarmoede, chronische infecties, vermoeidheid en slechte wondgenezing, maar ook op emotioneel vlak kan dit effect hebben (tryptofaan is de bouwstof om serotonine aan te maken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem de 9 essentiële aminozuren

A
  1. histidine
  2. isoleucine
  3. leucine
  4. lysine
  5. methionine
  6. fenylalanine
  7. threonine
  8. tryptofaan
  9. valine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren. Dit zijn moleculen die een aminogroep (NH2) en een carboxylgroep (COOH) bevatten. Ook bevat het een restgroep (R). De restgroep is voor elk aminozuur hetzelfde. Waar of niet waar?

A

Niet waar, de restgroep (R) is voor elk aminozuur anders. De R-groep bepaalt de chemische eigenschappen van een aminozuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe heten de volgende eiwitten:

  • eiwitten met 2 aminozuren
  • eiwitten met 3 aminozuren
  • eiwitten uit minder dan 10 aminozuren
  • eiwitten met een keten van meer dan 50 aminozuren
A
  • dipeptiden
  • tripeptiden
  • oligopeptiden
  • proteïnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe worden eiwitten aan elkaar verbonden?

A

Doordat de carboxylgroep van het ene aminozuur een binding vormt met de groep van een ander aminozuur.
dit is een peptinebinding waar water (H2O) bij vrij komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke stelling is juist?
I Plantaardige eiwitten zijn superieur voor spieropbouw omdat deze rijk zijn aan L-Leucine.
II BCAA is een groep aminozuren, bestaande uit leucine, isoleucine en valine, die zorgt voor weefsel- en spierherstel na sportbeoefening en ziekte

A

I: onjuist: het moet zijn: dierlijke eiwitten
II: juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een koolhydraat bestaat uit suikermoleculen. Waar of niet waar?

A

Waar. Suikers zijn het scheikundige synoniem van koolhydraten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke stelling is juist?
I Monosachariden zijn de enkelvoudige suikers die bestaan uit één suikermolecuul. Deze hoeven niet meer te worden afgebroken in het lichaam. Voobeelden zijn glucose, fructose, galactose, mannose etc.
II Disachariden zijn suikers die uit precies 2 koolhydraateenheden bestaan: 2 met elkaar verbonden monosachariden. Enkele voorbeelden zijn lactose, maltose, sacharose
III Polysachariden bestaan uit meer dan 10 suikermoleculen, zoals zetmeel en glycogeen

A

I: juist
II: juist
III: juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn vezels?

A

De koolhydraten die je lichaam niet kan afbreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke stelling is juist?
I Hoe lager de GI, hoe sneller de afbraak verloopt en hoe sneller het lichaam de suiker kan gebruiken als energiebron.
II Voedingsmiddelen met een GI van meer dan 70 laten de bloedsuikerspiegel snel stijgen, tussen de 55 en 70 is dat een middelmatige stijging en onder de 50 wordt gezien als laag

A

I: Onjuist. Het is hoe HOGER de GI, hoe sneller de afbraak verloopt en hoe sneller het lichaam de suiker kan gebruiken als energiebron
II: juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Als je veel koolhydraten eet met een hoge GI en het lichaam kan de brandstof niet onmiddellijk gebruiken voor verbranding, wat gebeurt er dan mee?

A

De overtollige glucose moet worden weggewerkt uit de bloedbaan. De alvleesklier gaat insuline produceren om het teveel aan glucose uit de bloedbaan te pompen en in de vorm van glycogeen op te slaan als reserve in de lever en de spieren. En als die reserves vol zijn, zet het lichaam de overtollige glucose om in vet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom geven je hersenen een alarmsignaal af aan het lichaam om opnieuw suikers tot zich te nemen bij een tekort aan suiker in het bloed (hypoglekemie)?

A

omdat de hersenen glucose gebruiken als brandstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Insulineresistentie is vaak de veroorzaker van overgewicht. Noem eens 3 orthomoleculaire stoffen die helpen bij het stabiliseren van de bloedsuikerspiegel

A
  1. chroom
  2. alfa-liponzuur
  3. magnesium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Over welke macro-nutriënt gaat dit?

  • ze leveren energie
  • ze dragen bij aan de spijsvertering
  • doen dienst als smeermiddel in gewrichten
  • helpen bij de opname van vetoplosbare vitamines
  • vormen bouwstenen voor de aanmaak van hormonen
  • zijn belangrijk voor het goed functioneren van het immuunsysteem en het zenuwstelsel
  • bieden bescherming tegen ontstekingen, hart- en vaatziekten en remmen tumorgroei af
  • spelen een belangrijke rol bij de opbouw van het celmembraan
  • én zijn cruciaal voor de onderlinge communicatie tussen cellen
A

Vetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer spreken we van een verzadigd vetzuur?

A

Als alle bindingsmogelijkheden van het vetzuur zijn voorzien van een waterstofatoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer spreken we van een onverzadigd vetzuur?

A

Als het vetzuur nog wel ongebruikte bindingsmogelijkheden heeft. Met zulke ongebruikte bindingsmogelijkheden houden de koolstofatomen elkaar vast, zodat een dubbele binding in de koolstofketen ontstaat. Is er één binding, dan is het enkelvoudig onverzadigd. Zijn er meerdere bindingen, dan meervoudig onverzadigd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Middellange vetzuurketens spelen een belangrijke rol in het goed functioneren van het zenuwstelsel en de immuniteit. Hoe verwerkt je lichaam ze?

A

Je lichaam slaat middellange vetzuurketens niet op als vetweefsel maar verbrandt ze onmiddellijk in de lever.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de functie van korteketenvetzuren?

A

Hun rol beperkt zich vooral tot de (dikke) darm die bij voorkeur korteketenvetzuren als energiebron gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar zitten korteketenvetzuren in?

A

De korteketenvetzuren zijn afkomstig van darmbacteriën, die (prebiotische) vezels als energiebron gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoeveel essentiële omega 3-vetzuren zijn er?

A

Maar één: alfalinoleenzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Noem 3 belangrijke omega 3 vetzuren

A

1 Alfalinoleenzuur
2 DHA
3 EPA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Noem 4 functies van omega 3 vetten

A
  1. Omega 3 bevordert de verbranding van verzadigde vetten
  2. Omega 3 vormt de basis van de signaalstoffen prostaglandines type 3, die een ontstekingsremmende functie hebben. Dit heeft daarom een gunstig effect bij alle ontstekingen en tumoren.
  3. Omega 3 beschermt tegen overmatige vetopslag en het verbeteren van insulinegevoeligheid
  4. Omega 3 is onmisbaar voor cel- en organelmembranen
25
Q

wat is de optimale omega 3 index?

A

Tussen de 8% en de 11%

26
Q

Noem 3 belangrijke omega 6-vetzuren

A
  1. linolzuur
  2. gamma-linoleenzuur
  3. arachidonzuur
27
Q

Wat is lipide peroxidatie?

A

Bij lipide peroxidatie verliezen onverzadigde vetzuren hun heilzame eigenschappen door de inwerking van zuurstof en kunnen ze zelfs schadelijk worden.

28
Q

Wat zijn micronutriënten?

A

Voedingsstoffen die het lichaam in slechts geringe hoeveelheden verbruikt, maar die voor het functioneren en de gezondheid onontbeerlijk zijn.

29
Q

Noem de belangrijkste soorten micronutriënten?

A

Vitamines, mineralen en spoorelementen

30
Q

Wat zijn cofactoren?

A

Zonder enzymen kunnen er geen biochemische processen plaatsvinden in het lichaam. Enzymen hebben zelf ook behoefte aan hulpstoffen om die reacties mogelijk te maken. Die groep van moleculen noemen we de cofactoren of co-enzymen.

31
Q

Wat zijn de functies van cofactoren?

A
  1. als hulpstof voor enzymen
  2. helpen om structuren te verbeteren (calcium is één van de bouwstoffen voor de beenderen)
  3. Bepaalde mineralen hebben tevens een signaalfunctie: deze zijn als hulpstof nodig om cellen te stimuleren opdrachten uit te voeren en om de prikkels via de zenuwcellen te geleiden
32
Q

Waar is vitamine A belangrijk voor?

A

Ogen en immuniteit

33
Q

Welke vitamine werkt bij bepaalde huidaandoeningen zoals psoriasis, acne, huidkanker en wratten?

A

Vitamine A

34
Q

Noem de scheikundige naam voor B1?

A

Thiamine

35
Q

Noem de scheikundige naam voor B2?

A

Riboflavine

36
Q

Noem de scheikundige naam voor B3?

A

Niacine

37
Q

Noem de scheikundige naam voor B5?

A

Pantotheenzuur

38
Q

Noem de scheikundige naam voor B6?

A

Pyridoxine

39
Q

Noem de scheikundige naam voor B11?

A

Foliumzuur

40
Q

Welke vitamine is essentieel voor de energieproductie in de cellen, versterkt het zenuwstelsel en stimuleert de groei?

A

Vitamine B1 (thiamine)

41
Q

Welke vitamine is betrokken bij de energieproductie in de cellen en de stofwisseling van vetten, eiwitten en koolhydraten en stimuleert de groei, bevordert een gezonde huid, gezond haar en gezonde nagels en is belangrijk voor de voortplanting?

A

Vitamine B2 (riboflavine)

42
Q

Welke vitamine is onontbeerlijk voor een normale hersenfunctie en spijsvertering? Slapeloosheid, schizofrenie en depressiviteit kunnen wijzen op een tekort. Het speelt een rol bij de vorming van geslachtshormonen, cortison, schildklierhormoon en insuline én bij de omzetting van koolhydraten in energie. Het is ook nodig voor de aanmaak van DNA.

A

Vitamine B3 (niacine)

43
Q

Welke vitamine helpt bij de aanmaak van stresshormoon en verbetert de groei en de gezondheid van het zenuwstelsel? Het is betrokken bij de omzetting van koolhydraten tot energie en is noodzakelijk voor de aanmaak van afweerstoffen?

A

Vitamine B5 (pantotheenzuur)

44
Q

Welke vitamine is nodig voor de opname van vitamine B12 en zink, speelt een rol bij de aanmaak van rode bloedcellen en afweerstoffen én bij de stofwisseling van eiwitten, vetten en koolhydraten? Het bevordert de aanmaak van bouwstenen voor het DNA.

A

Vitamine B6 (pyridoxine)

45
Q

Welke vitamine is essentieel voor de ontwikkeling van de foetus en vervult een rol bij de celdeling? Het bevordert de productie van bouwstenen voor het DNA en de vorming van rode bloedcellen.

A

Foliumzuur (vitamine B11)

46
Q

Welke vitamine is betrokken bij de aanmaak van rode bloedcellen? het is nodig voor de groei en ontwikkeling van een gezond zenuwstelsel én voor de verwerking van vetten, eiwitten en koolhydraten. Het verbetert de concentratie, het geheugen en het evenwicht

A

Vitamine B12

47
Q

Welke vitamine is belangrijk voor het immuunsysteem, bevordert de aanmaak van stresshormoon, is betrokken bij de opname van ijzer en is een hulpstof bij de aanmaak van bindweefsel? Het stimuleert de wondgenezing en vervult een rol bij het herstel van bloedvaten, cellen, tandvlees, tanden en botten.

A

Vitamine C

48
Q

Hoeveel vitamine C moet je per dag tot je krijgen?

A

200 tot 400 mg

49
Q

Welke vitamine is nodig voor de opname van magnesium, calcium, zink, ijzer, fosfor, andere mineralen en vitamine A? Het is niet alleen nodig voor botten en tanden, maar ook voor een goede werking van de nieren. Het speelt zelfs een beschermende rol bij kanker.

A

Vitamine D

50
Q

Welke vitamine is een krachtige antioxidant met allerlei therapeutische eigenschappen? Het vertraagt het verouderingsproces, beschermt de longen tegen de effecten van luchtvervuiling, verbetert het immuunsysteem, verbetert de vruchtbaarheid en beschermt tegen miskramen. Daarnaast geneest het de huid en voorkomt het littekens, het voorziet de spieren van zuurstof en helpt bij de ontwikkeling en instandhouding van zenuwen en spieren.

A

Vitamine E

51
Q

Welke vitamine is belangrijk voor de bloedstolling, de opbouw van de beenderen en de verwijdering van calcium uit de wanden van de bloedvaten?

A

Vitamine K

52
Q

Noem de 4 bulkmineralen?

A

Calcium, magnesium, natrium en kalium

53
Q

Noem de sporenelementen?

A

Ijzer, zink, koper, jodium, silicium en selenium

54
Q

Welk niet-essentieel aminozuur is wél essentieel voor kinderen?

A

Arginine

55
Q

Welk aminozuur is essentieel om spieren te kweken?

A

Leucine

56
Q

Vetten zijn belangrijk voor welke 3 systemen?

A
  1. communicatie tussen de cellen (celmembraan)
  2. immuunsysteem
  3. zenuwstelsel
57
Q

DHA en EPA komen in de natuur alleen voor als ….

A

Triglyceride

58
Q
Klopt dit rijtje?
Koolhydraat: 4 kcal
Eiwit: 4 kcal
Vet: 7 kcal
Alcohol: 9 kcal
A
Nee, het is:
Koolhydraat: 4 kcal
Eiwit: 4 kcal
Vet: 9 kcal
Alcohol: 7 kcal