2: fysieke activiteit Flashcards

1
Q

Wat is fysieke activiteit?

A

Alle activiteiten waarbij, door het leveren van spierarbeid, het lichaam in beweging wordt gebracht, wat zorgt voor energiegebruik.

eender de zwaarte of locatie van de activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is fysieke fitheid?

A

wordt gekenmerkt door de mogelijkheid om onze dagelijkse activiteiten energiek te kunnen uitvoeren. Het omvat uithoudingsvermogen, spierkracht, snelheid en lenigheid en coördinatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Voordelen fysieke activiteit? theorie ziekes etc

A

Minder kans op:
beroerte, borstkanker, hartziekten, depressie, diabetes, dikkedarmkanker, osteoporose, valincidenten bij ouderen

Verlaagt:
bloeddruk, botdichtheid, cognitief functioneren, overgewicht, cholesterol, triglyceridengehalte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is sedentair gedrag?

A

Gedrag waarbij te veel activiteiten uitgevoerd worden die weinig energie vergen, terwijl men zit of ligt maar niet slaapt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voordelen sportbeoefening?

A

1) dalen van harstlag bij rust en inspanning
2) vergroting hartvolume -> meer bloed rondpompen
3) verbetering spierdoorbloeding, meer zuurstof naar spieren
4) betere adenhaling voor zuurstofregeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voordeel spierkracht?

A

Dagelijkse taken gemakkelijker doen verlopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Belang van lenigheid?

A

Opgespannen spieren terug ontspannen
-> minder stijfheid

Meer range of motion
-> meer potentie om sterker te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Energie eenheden

A

kilojoules: kJ
of
kilocaloriën: kcal
1 kcal = 4,2 kJ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

MET afkorting?

A

Metabool Equivalent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is MET?

A

het MET van een inspanning = verhouding energieverbruik tijdens inspanning en energieverbruik in rust

energiegebruik uitdrukken in relatie tot lichaamsgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarmee komt 1 MET overeen?

A

1 kcal per {kg lichaamsgewicht per uur}
of
3,5 mL zuurstofopname per {kglichaamsgewicht per minuut}

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

formule energieverbruik per minuut (kcal / min)

A

= (MET-waarde x 3,5 x lichaamsgewicht) / 200

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verhouding tussen energie-inname en verbruik?

A

=

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is dagelijkse energiebehoefte?

A

ruststofwisseling (basaal metabolisme) + energie voor activiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Definitie rustmetabolisme

A

de som van minimumactiviteiten van alle lichaamscellen in een evenwichtssituatie onder gecontroleerde omstandigheden.

het is de energie voor hartslag, ademhaling, controleren lichaamstemperatuur, activiteiten zenuwstelsel, hormoonproducerende klieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Basaal metabolisme afhankelijk van?

A

1) lichaamsgewicht
2) leeftijd
3) geslacht

17
Q

Energieverbruik bepaald door welke factoren?

A

1) aard van de activiteit (hoeveelheid spierarbeid)
2) de tijdsduur (time under tension)
3) de intensiteit

18
Q

Vanaf wanneer spreekt men van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging?

A

minstens een matige intensiteit

  • > hart sneller slaan
  • > zweet
19
Q

Kenmerken lichte fysieke activiteiten?

A
  • weinig moeite
  • minder dan 3 MET
20
Q

Kenmerken matige fysieke activiteiten?

A
  • matige inspanning -> iets sneller ademhalen
  • metabool equivalent tussen 3 en 6 METs
21
Q

Kenmerken zware fysieke activiteiten?

A
  • zware inspanning -> zwaarder en dieper ademhalen
  • metabool equivalent hoger dan 6 METs
22
Q

Wat is de tabel van Ainsworth?

A

tabel met energieverbuik en MET-waarden van verschillende activiteiten en sporten

23
Q

De 3 bewegingsnormen?

A

1) beweegnorm: dagelijkse matig intense beweging
volwassenen: 30min, kinderen: 60min

2) stappennorm: volwassenen: 10.000 stappen per dag
65+: 8.000 stappen per dag
onregistreerbare activiteiten (zwemmen, fietsen): 10min = 1.500 stappen

3) fitnorm: volwassenen: 3x per week intens actief: 20-30min

24
Q

Waarom willen mensen wel bewegen?

A
  • fysieke reden
  • gezondheidsreden
  • psychische reden
  • sociale reden
25
Q

Waarom willen mensen niet bewegen?

A
  • geen tijd
  • geen doorzettingsvermogen
  • te moe
  • geen interesse in sport
  • ziekte of handicap
  • te duur
  • laat familie niet graag achter
  • vind zichzelf te dik of zwaar
  • bang voor pijn
26
Q

Regels voor beginners?

A
  • kies de juiste sport of activiteit
  • omring jezelf door gelijkgezienden
  • haalbaar plan en doel opstellen
  • progressive overload
  • geduld hebben
  • ervan genieten