2 DE REIS Flashcards

1
Q

(ww) = aanraden, [recommend]

A

aanbevelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

(ww) ≠ aanraden, [abraten]

A

afraden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

(bnw) = tenminste, [at least]

A

althans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

(ww) [to climb up]

A

beklimmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

(ww) met een boor een gat maken in een muur

A

boren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

(zn) [the recommendation]

A

de aanbeveling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

(zn) iets dat je kan aanraden

A

de aanrader

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

(zn) de plek om te verblijven

A

de accommodatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

(zn) de bouwkunst

A

de architectuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

(zn) de service van mensen die in een restauratn of cafè werken, [die Bedienung]

A

de bediening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

(zn) [the sightseeing]

A

de bezienswaardigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

(zn) iemand die voor en bouwbedrijf werkt, [the construction worker]

A

de bouwvakker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

(zn) [the zoo]

A

de dierentuin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

(zn) [the location]

A

de ligging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

(zn) [der Rückschlag]

A

de tegenvaller

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

(zn) [the tower]

A

de toren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

(zn) [the renovation]

A

de verbouwing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

(zn) een vuile plaats, [der Fleck]

A

de vlek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

(ww) water door de wc laten gaan om hem schoon te maken

A

doortrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

(adj) = verouderd

A

gedateerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

(zn) [the bedding]

A

het beddengoed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

(zn) het nadeel, [≠ pluspunt]

A

het minpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

(zn) het vordeel, [≠ minpunt]

A

het pluspunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

(zn) [the statue]

A

het standbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

(adj) kritisch zijn bij het kiezen

A

kieskeurig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

(bnw) [in terms of]

A

qua

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

(ww) informatie verzamelen om tot en keuze te komen

A

zich oriënteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

(adj) [schrecklich, horrible]

A

vreselijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

[ich komme nicht auf den Namen]

A

ik kom niet op de naam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

[die Mühe wert]

A

de moeite waard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

(bnw) [in advance]

A

van tevoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

(ww) vinden zonder dat je ernaar zoekt

A

aantreffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

(adj) originating, coming from

A

afkomstig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

(ww) [wegnehmen, take away from]

A

afpakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

(zn) [der Arbeiter]

A

de arbeider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

(zn) [die Arbeitskraft]

A

de arbeidskracht

37
Q

(zn) [die Einschätzung]

A

de schatting

38
Q

(zn) [der Strom]

39
Q

(zn) [die Aufteilung, the disunity]

A

de verdeeldheid

40
Q

(zn) je familie voor je ouders (opa en oma, overgrootopa..)

A

de voorouder

41
Q

(zn) = de vreemde

A

de vreemdeling

42
Q

(zn) [der Widerstand]

A

de weerstand

43
Q

(zn) de toestand dat het economisch en maatschappelijk goed gaat

A

de welvaart

44
Q

(zn) [the legislation]

A

de wetgeving

45
Q

(adj) ≠ duur

46
Q

(zn) [the majority]

A

het merendeel

47
Q

(zn) [der Aufenthalt]

A

het verblijf

48
Q

(ww) [einsehen]

49
Q

(adj) [taking it slowly]

A

langzaamaan

50
Q

(adj) [mutual]

51
Q

(bnw) = ook, eveneens

52
Q

(ww) = veroorzaken

A

teweegbrengen

53
Q

(ww) = verbinden

54
Q

(adj) [worldwide]

A

wereldwijd

55
Q

(zn) [the chapter]

A

het hoofdstuk

56
Q

(bnw) [far, distant]

57
Q

(bnw) = eindelijk

58
Q

(zn) = het eten

A

het voedsel

59
Q

(zn) [safety]

A

de veiligheid

60
Q

(bnw) [meanwhile]

61
Q

(bnw) [nowadays]

A

Tegenwoordig

62
Q

(zn) [the migration policy]

A

Het migratiebeleid

63
Q

(adj) [fierce]

64
Q

(zn) [the debate]

65
Q

(zn) [the world population]

A

de wereldbevolking

66
Q

(ww) [to settle]

A

zich vestigen

67
Q

(bnw) [from]

68
Q

(bnw) [at the same time]

A

tegelijkertijd

69
Q

(ww) [to fear]

70
Q

(zn) [the admission policy]

A

het toelatingsbeleid

71
Q

(ww) [einführen]

72
Q

(adj) [ungerechtfertigt]

73
Q

(adj) =en ook nog [moreover]

74
Q

[von großem Belang sein]

A

van grote belang

75
Q

(ww) [to support]

A

ondersteunen

76
Q

(zn) [the manager]

A

de leidinggevende

77
Q

(zn) [the deparment]

A

de afdeling

78
Q

(ww) [to get used to]

79
Q

(adj) [understandable]

A

begrijpelijk

80
Q

(zn) [the story 2x]

A

het verhaal, de geschiedenis

81
Q

(bnw) [directly]

A

rechtstreeks

82
Q

(bnw) [although]

83
Q

(bnw) [of no less than]

A

van maar liefst

84
Q

(ww) [to run (i.e. a business)]

85
Q

(ww) [to do business]

86
Q

(bnw) [of course]

87
Q

(ww) [to consume]

88
Q

(zn) [die Lekkerei]

A

de lekkernij