1 DE MENS Flashcards
beleefd
(bnw) nette manieren
beschrijven
(ww) vertellen over een persoon of gebeurtenis
tonen
(ww) laten zien
onbeleefd
(bnw) geen nette manieren
net/nette
(bnw) iets dat goed verzorgt uitziet
het gedrag
(zn) de manier waarop iemand doet
ophalen
(ww) 1: naar een plaats gaan om iemand of iets mee te nemen
2: iets van vroeger terugbrengen
3: geld verzamelen
erop
(bw) [darauf]
de opdracht
(zn) een taak die iemand je geeft
de taak
(zn) werk dat je moet doen [Aufgabe]
Zou je misschien even kunnen helpen?
[Can you please quickly help me?] - beleefde vraag
afkappen
(ww) iemand laten stoppen met praten
alledags
(bnw) dingen die niet bijzonder zijn, maar heel gewoon
de cassière
(zn) een vrouw in de supermarkt bij wie je moet betalen
de daad
(zn) [die Tat]
de deskundige
(zn) iemand die veel weet over een onderwerp
de etiquette
(zn) [the etiquette]
de hoogleraar
(zn) iemand aan de universiteit die het onderzoek en het onderwijs leidt
het onderwijs
(zn) = het onderricht, [Erziehung]
de verbazing
(zn) = de verwondering
de vorbijganger
(zn) iemand die ergens vorbijgaat
de vreemde
(zn) iemand die je niet kent
de wilskracht
(zn) het dorzettingsvermogen
de woordenwisseling
(zn) een vervelend gesprek als je ruzie hebt [Auseinandersetzung]
de ruzie
(zn) de onenigheid
dergelijk(e)
(av) zulk: zo’n [dergleichen]
fatsoenlijk
(bnw) [anständig]
het hoort
“it should”
gehaast
(bnw) iets snel doen omdate je weinig tijd hebt
glimlachen
(ww) vriendelijk lachen zonder geluid
het fatsoen
(zn) goed gedrag
het gebaar
(zn) [the gesture]
het schouderklopje
(zn) het compliment
knikken
(ww) een beweging van je hoofd om te laten weten dat je iets goedvindt
luchtig
(bnw) [luftig] niet ernstig
omvallen
(ww) door vallen in een liggende positie komen
oppervlakkig
(bnw) [oberflächlich]
oprapen
(ww) iets kleins van de grond plakken
opwekken
(ww) voor en bepaal gevoel zorgen, veroorzaken
roepen
(ww) met een luide stem zeggen
rot
(bnw) 1) dingen die zijn vervelend, 2) je slecht voelen
schelden
(ww) [to curse]
schudden
(ww) nee’ zeggen door je hoofd heen en weer te bewegen
traag
(bnw) [träge]
uitproberen
(ww) testen
verrichten
(ww) [ausführen, to perform]
voordringen
(ww) [eindrigen]
alleen maar
[only, all but]
ontzettend
(bnw) [terribly as in terribly fun]
slechts
[only]
Eens in de zoveel tijd
[once in a while]
het koffiezaakje
(zn) [the cafè]
totdat
[until]
Al gauw
[soon]
blijken
(ww) to turn out
nogal
[rather .. as in rather surprised]
Hoewel
[although]
eerder dan
[eher .., als]