2 Circuit Rouge đź”´ Flashcards
1
Q
de neef
A
le cousin
2
Q
de fitness
A
le fitness
3
Q
het avonturenpark
A
le parc d’avontures
4
Q
de afspraak
A
le rendez-vous
5
Q
de activiteit
A
l’activité
6
Q
de datum
A
la date
7
Q
de zalf
A
la pommade
8
Q
de karaokeavond
A
la soirée de karaoké
9
Q
binnenkort
A
bientĂ´t
10
Q
beter
A
mieux
11
Q
zeker
A
sûrement
12
Q
karten
A
faire du karting
13
Q
kajakken
A
faire du kayak
14
Q
winnen
A
gagner
15
Q
voorstellen
A
proposer
16
Q
een afspraak vastleggen
A
fixer rendez-vous
17
Q
knutselen
A
bricoler
18
Q
zonnen
A
bronzer
19
Q
verzamelen
A
collectionnner
20
Q
dansen
A
danser
21
Q
tekenen
A
dessiner
22
Q
luisteren (naar)
A
Ă©couter
23
Q
schrijven
A
Ă©crire
24
Q
spelen (+ sport, spel)spelen (+ muziek-instrument)
A
jouer Ă (+ sport)de (+ instrument)
25
Q
organiseren
A
organiser
26
Q
deelnemen aan
A
participer Ă
27
Q
weggaan, vertrekken
A
partir