2 _ Spijsverteringsstelsel Flashcards

1
Q

Begrip :

Anabolisme

A

De opbouw van grotere moleculen uit kleinere, eenvoudige componenten
Dit proces kost energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Begrip :

Katabolisme

A

Het afbraakproces van grote, gecompliceerde moleculen naar kleinere, eenvoudige componenten Bij dit proces gaat er energie vrijkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de algemene functie :

  • Spijsverteringsstelsel
  • Circulatiestelsel
A

Spijsverteringsstelsel :
Het beschikbaar stellen aan het circulatiestelsel van substraten (energiebronnen en bouwstoffen)

Circulatiestelsel :
Substraten overdragen aan de actieve weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de functie van het gastro - intestinaal stelsel ?

A
  • Opname van voedsel
  • Mechanische afbraak van het voedsel in kleinere delen (kauwen)
  • Transport van het voedsel door het spijsverteringskanaal ( slikken & peristaltiek)
  • Ontleding van het voedsel door enzymen tot substraten (vertering)
  • Uitscheiding van de resten van de voedselafbraak (ontlasting)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de mucosa van de darmen ?

A

Een slijmvlieslaag die grenst aan het lumen van het spijsverteringskanaal

Deze bevat

  • Slijm producerende cellen
  • Kliercellen en/of afvoerbuizen

Functie

  • Transportmiddel voor voedsel
  • Bescherming tegen chemische inwerking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de muscularis mucosae van de darmen ?

A

Dit is een glad spierweefsel dat terug te vinden is in de darmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de submucosa van de darmen ?

A

Een bindweefsellaag rond de mucosa, onder de buitenste spierlaag

Deze bevat

  • Bloedvaten
  • Lymfevaten
  • Lymfatisch weefsel
  • Zenuwtakken
  • Grotere klieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uit wat bestaat de muscularis of spierlaag van de darmen ?

A
  • Circulaire spierlaag

- Longitudinale spierlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de serosa van de maag - darmstelsel ?

A

Dit is het viscerale blad van peritoneum

Deze ligt steeds op het basaal membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

J / F

De serosa is terug te vinden in de slokdarm

A

Fout

De serosa is hier niet terug te vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de afwijking BOS ?

A
Brachycephaal obstructief syndroom 
Complex van aandoeningen aan de voorste luchtwegen
- Vernauwde neusgaten
- Te lang en/of dik zacht gehemelte 
- Vergrote amandelen
- Afwijkende bouw van de larynx
- Te smalle luchtpijp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Begrip

Ring van Waldeyer

A

Geheel van lymfatisch weefsel op de overgang van mond naar keelholte
Deze bestaat uit
- Beide keelamandelen
- De neusamandel
- Het lymfatisch weefsel op de tongbasis
- Het lymfatisch weefsel rond de buis van Eustachius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Begrip

Vestibulum buccale

A

Ruimte tussen de binnenvlakte van wangen en kiezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Functies van de tong

A
  • Helpen bij de opname van voedsel
  • Smaakpapillen
  • Vorming voedselbolus
  • Grooming
  • Thermoregulatie
  • Communicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke rol hebben de speekselklieren in het spijsverteringsstelsel?

A
  • Verdunnen van het voedsel
  • Glijden van voedsel (geen schade aan slokdarm veroorzaken)
  • Mengen van amylase (vooral bij herbivoren en mindere maten bij omnivoren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is functie van speeksel ?

A
  • Vormen bolus
  • Rol in de thermoregulatie
  • Bij omnivoren en herbivoren helpt amylase uit speeksel met het begin van de zetmeelsplitsing
  • Reinigen muil
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Begrip

Oropharynx

A

Deze holte is terug te vinden in de mond - keelholte, net achter de pharynxbogen
Gemeenschappelijke ruimte voor de ademhaling en het voedseltransport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Begrip

Amandelen

A

Geïsoleerde lymfefollikels en in bindweefsel gegroepeerde lymfefollikels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Begrip

Tonsillen

A

Bundeling van subepitheliaal of submuceus reticulair bindweefsel omgeven door bindweefselkapsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe wordt de opening voor de slokdarm in het diafragma genoemd?

A

Hiatus oesophagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Functie slokdarm

A

Transport van voedsel van keelholte naar maag door middel van peristaltiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke soorten klieren kunnen we terugvinden in de crypten van de maagwand?

A
  • Cardiaklieren
  • Fundusklieren
  • Pylorusklieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe verloopt het voedsel in de magen van het rund ?

A
  1. Rumen : pens
  2. Reticulum : netmaag
  3. Omasum : boekmaag
  4. Abomasum : lebmaag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke 2 vormen van vertering zijn er ?

A
  • Mechanische vertering (bv kauwen)

- Chemische vertering (bv het afbreken van voedsel door enzymen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Uit wat bestaat maagsap bij monogastrische dieren

A
  • Maagsap
  • Water
  • Pepsine
  • Zoutzuur (HCl)
  • Gastric lipase
  • Intrinsieke factor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke maag is de kliermaag bij de ruminanten ?

A

De lebmaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Uit welke delen bestaat de dunne darm ?

A
  • Duodenum (12 - vingerige darm)
  • Jejunum (nuchtere darm)
  • Ileum (kronkeldarm)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn de secreties van de dunne darm en welke functie hebben deze ?

A

Water

  • Vloeibaar maken darminhoud
  • Verdunnen van hyperosmotische chymen

Mucus en immunoglobulines

  • Hechten zich vast aan intestinale mucosa
  • Beschermen mucosa tegen fysische agentia en bacteriën

Natriumbicarbonaat
- Neutraliseert sterk zure darminhoud

Afschilferende darmepitheelcellen
- Bevatten enzymen die helpen bij luminale vertering van koolhydraten en proteïnen

Hormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat wordt er voornamelijk ter hoogte van het duodenum geresorbeerd ?

A
  • Eindproducten van vertering
  • Vitaminen
  • Mineralen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat wordt er voornamelijk ter hoogte van het jejunum en ileum geresorbeerd ?

A
  • Water
  • Vitamine B12
  • Galzouten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Begrip

Caecotrofie

A

Heropname van uitwerpselen wegens nog veel voedingsstoffen aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn de functies van de lever ?

A
  • Suikerstofwisseling
  • Vetstofwisseling
  • Eiwitstofwisseling
  • Ontgifting
  • Stapeling
  • Warmteproductie
  • Galproductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke onderdelen behoren allemaal tot het spijsverteringsstelsel?

A
  1. Mondholte
  2. Keelholte
  3. Slokdarm
  4. Maag
  5. Dunne darm
  6. Dikke darm
  7. Rectum
  8. Anus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Begrip

Palatum durum

A

Dit is het harde gedeelte van het gehemelte dat bestaat uit botweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Begrip

Palatum molle

A

Dit is het zachte gehemelte dat voornamelijk bestaat uit spierweefsel, 2 plooien lopen naar beneden, naar de mondholtebodem en vormen de pharynxbogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat zijn de functies van de mondholte ?

A
  • Opname van voedsel
  • Door masticatie (kauwen) boli vormen
  • Het verweken van het voedsel met behulp van slijm en speeksel (vergemakkelijkt slikken)

Bij omnivoren & herbivoren : Start afbraak koolhydraten

  • Secretie van speekselenzymen : amylase (gaat koolhydraten afbreken)
  • Langdurig kauwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Welk soort epitheel kunnen we aan de binnenzijde van de mondholte terugvinden?

A

Meerlagig niet - verhoornd plaveiselepitheel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Begrip

Angulus oris

A

Mondspleet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

J / F

Kleine ruminantia hebben een mediane groef in de labium mandibulare

A

FOUT

Kleine ruminantia hebben inderdaad een mediane groef, maar deze bevind zich in de labium maxilare.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Welk epitheel kunnen we terugvinden op de tong?

A

Meerlagig plaveiselepitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Uit welke spieren zijn de tongspieren opgebouwd?

A

Extralinguale tongspieren deze staan in verbinding met het skelet.
Intralinguale tongspieren deze spieren doorkruisen tong in 3 richtingen en zijn niet verbonden met skelet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Begrip

Lingua

A

Tong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat doet het frenulum linguae

A

Dit is het verbindstuk dat het midden van de tong met de binnenzijde van de onderkaak zal verbinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Begrip

Tandpulpa

A

Hiermee is de tandholte en het wortelkanaal gevuld.

Het bestaat uit losmazig bindweefsel met bloedvaatjes en zenuwtakjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Hoe worden de bloedvaten in de tanden onderhouden?

A

Door gebitselementen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Aan welk kristal ontleent het tandglazuur zijn hardheid?

Geef hier ook wat extra uitleg over

A

Calciumapatiet
Dit kristal is zeer gevoelig voor zuren die erop kunnen inwerken (deze zijn afkomstig van bacteriën in de mondflora).
Mocht het zuur zodanig veel inwerken, kunnen er barsten in het tandglazuur komen waardoor het onderliggende tandbeen kan aangetast worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat is het tandformule van het melkgebit van een hond?

A

I : 3/3
C : 1/1
PM : 3/3
Totaal : 28 tanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat is de tandformule van het volwassen gebit van een hond?

A
I : 3/3 
C : 1/1 
PM : 4/4 
M : 2/3 
Totaal : 42 Tanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat is de tandformule van het melkgebit van een kat?

A

I : 3/3
C : 1/1
PM : 3/2
Totaal : 26 tanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wat is de tandformule van het volwassen gebit van een kat?

A
I : 3/3 
C : 1/1 
PM : 3/2 
M : 1/1 
Totaal : 30 tanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Bespreek de 3 grote speekselklieren

A

De glandula parotis

  • Tussen oorbasis en mandibulaire speekselklier
  • Vult ruimte tussen mandibula en de atlasvleugel
  • Goed te palperen
  • Via ductus parotideus door de wang in vestibulum buccale

Glandula sublingualis

  • Aan binnenzijde mandibula
  • Langwerpige, platte massa langs zijkanten tong
  • 20 tal kleine afvoergangen welke in mondbodem uitkomen

Glandula mandibularis

  • Caudaal van het kaakgewricht onder glandula parotis
  • Op palpatie niet verwarren met lymfeklier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat is de rol van de kleine speekselklieren

A

Deze hebben als taak het lokale slijmvlies vochtig te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Wat is de rol van de grote speekselklieren

A

De grote speekselklieren spelen een belangrijke rol in het spijsverteringsstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

J / F

Er is een grotere mucusproductie bij indien een individu droog voedsel opneemt.

A

FOUT
Er is een vergrote mucusproductie indien er moeilijk te verkleinen voedsel wordt opgenomen.
Er is een productie van meer waterrijk speeksel indien er droog voedsel wordt opgenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Begrip

Ptyaline

A

Of speekselamylase

  • Optimaal functioneren bij pH = 7
  • Gaat de start van de zetmeelsplitsing starten in de mondholte bij herbivoren / omnivoren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q
Speeksel bevat veel ...... wat als tandsteen tegen de tanden wordt afgezet 
A. Kalk
B. Bacteriën
C. voedselresten 
D. Natrium
A

A. Kalk

57
Q

Hoe noemt de ziekte waarbij er sprake is van :

  • Teruggetrokken tandvlees
  • Cement van de wortel is zichtbaar
  • Ernstige gingivitis
  • Veel tandsteen
A

Paradontitis

58
Q

Bespreek de pharynx, uit welke delen is deze opgebouwd?

A

De pharynx is een buisvormige ruimte achter de neusholte, opgehangen aan de onderkant van de schedel.
De pharynx bestaat uit 3 delen : nasopharynx, oropharynx & Laryngopharynx

Nasopharynx : Neus - keelholte

  • Dit gedeelte ligt achter de neusholte
  • We vinden hier de neusamandelen en ring van Waldeyer terug
  • Aan weerszijden een uitmonding van de buis van Eustachius die naar het middenoor leidt
  • Staat in voor de ademhaling

Oropharynx : Mond - keelholte

  • Deze ligt achter de pharynxbogen
  • Dit is een gemeenschappelijke ruimte voor de ademhaling en voedseltransport

Laryngopharynx : Strottenhoofd - keelholte
- Hier vindt de splitsing voor de ademhaling en het voedseltransport plaats

59
Q

Tussen welke 2 structuren bevindt het halsdeel van de oesophagus zich?

A

Tussen de musculus longus colli en de trachea

60
Q

Waar bevindt het buikdeel van de oesophagus zich?

A

Dit deel is zeer kort en bevindt zich tussen 2 bladen van het ligamentum gastrophrenicum.

61
Q

De wand van de oesophagus heeft dezelfde lagen als
A. De mondholte
B. De lippen
C. De tong
D. Algemene opbouw spijsverteringsstelsel

A

D. Algemene opbouw spijsverteringsstelsel

62
Q

Bespreek de verschillende structuren die we in de oesophagus kunnen terugvinden

A

De sluitspier of bovenste sfincter

  • Bestaat uit dwarsgestreept spierweefsel
  • Voorkomt dat er lucht aangezogen wordt in de keelholte

De Adempomp
- Zorgt voor onderdruk rondom de slokdarm

De onderste sfincter
- Voorkomt reflux

63
Q

Welke cellagen zijn er terug te vinden in de oesophagus? Bespreek deze ook een beetje.

A

Mucosa : meerlagig plaveisel epitheel, veel slijmklieren

Submucosa : weinig ontwikkeld

64
Q

J / F

In de slokdarm wordt er ook nog amylase geproduceerd.

A

FOUT

In de slokdarm is er geen productie van enzymen.

65
Q

J / F

Er is geen resorptie van voedingsstoffen in de slokdarm

A

JUIST

66
Q

Hoe noemen we het transport dat in de slokdarm gebeurd om het voedsel naar de maag te brengen?

A

Peristaltiek

67
Q

Wat is de rol van de dunne darm.

A

Hierin vindt de eindvertering van de chymus plaats met behulp van darmsap, pancreassap en gal.
Daarnaast vindt hier ook de resorptie van de substraten plaats.

68
Q

Naar waar wordt het veneuze bloed van de dunne darm getransporteerd?

A

Dit wordt via de venae portae naar de lever getransporteerd.

69
Q

Hoe is de oppervlaktevergroting mogelijk bij de dunne darm?

A
  • Er zijn circulaire plooien in de submucosa

- Het darmoppervlak is bekleed met villi, deze villi zijn dan nog is bekleed met microvilli

70
Q

Welk soort epitheel kunnen we in de dunne darm terugvinden?

A

1 - lagig cilindrisch epitheel

71
Q

Wat is de rol van de slijm producerende cellen?

A

Deze produceren slijm dat de mucosa moet beschermen en een soort glijmiddel is voor de chymus te laten voortbewegen.

72
Q

Hoe wordt de gemeenschappelijke uitmonding van de pancreas en de galbuis genoemd?

A

Papilla duodeni major

73
Q

Hoe wordt de afvoerbuis van de pancreas genoemd?

A

ductus pancreaticus

74
Q

Hoe wordt de afvoerbuis van de galblaas genoemd?

A

Ductus choledochus

75
Q

Wat vinden we in de instulpingen tussen de villi van de mucosa? Leg ook uit wat hier gebeurd.

A

Hier vinden we de crypten van Lieberkühn.
Hier vindt een intensieve mitose van de epitheel waardoor de pasgevormde cellen de overige cellen richting de villustoppen duwen.

76
Q

Welke stoffen produceren de Brunnerse klieren? Wat doen deze stoffen en waar vinden we deze klieren terug?

A

Deze klieren vinden we terug in de submucosa van het duodenum.
Ze produceren NaHCO3 en slijm, deze gaan de duodenumwand beschermen tegen de zure chymus.

77
Q

Welke stoffen gaat de duodenale mucosa produceren?

A
  • Secretine
  • Prosecretine
  • Cholecystokinine
  • Pancreozymine
78
Q

Waar kunnen we de darmsapklieren terugvinden?

A

Deze worden gevormd door de kliercellen die rond de crypten van Lieberkühn liggen.

79
Q

Uit welke stof bestaat darmsap voornamelijk?

A

H2O

80
Q

Hoe worden de ophopingen van lymfatisch weefsel in het ileum genoemd? Wat is de rol van dit lymfatisch weefsel?

A

Peyerse platen

Ze zijn belangrijk voor de afweer.

81
Q

Waarom vind er peristaltiek in de dunne darmwand plaats?

A
  • Herverdelen in nieuwe porties
  • Betere resorptie van subsatanties
  • Verplaatsing van onverteerbare / onverteerde voedselresten naar dikke darm
82
Q

Wat is peristaltiek?

A

Dit is een proces van kneden dat plaatsvindt in de dunne darm.

83
Q

J / F

Alle verteerbare voedingsstoffen worden steeds door het lichaam opgenomen.

A

FOUT

De dunne darm gaat nooit alles (kunnen) opnemen. Het is ook afhankelijk van wat het lichaam nodig heeft.

84
Q

Wat is het doel van de secreties die vrijkomen in de dunne darm?

A
  • Verdunnen darminhoud
  • Neutraliseren zuurtegraad
  • Beschermen darmmucosa
85
Q

Welke verschillende secreties kunnen we allemaal terugvinden in de dunne darm?

A
  • H2O
  • Immunoglobulines (Ig’s)
  • Natriumbicarbonaat
  • Afschilferende darmcellen (+ saccharidasen)
  • Hormonen
86
Q

In de dunne darm worden heel wat van de secreties opnieuw geresorbeerd.
A. Fout, deze worden niet geresorbeerd
B. Een 30 % van de secreties worden geresorbeerd
C. Enkel Water en mineralen worden geresorbeerd
D. 99 % van de secreties worden geresorbeerd

A

D. 99 % van de secreties worden geresorbeerd

87
Q

Er vind heel wat resorptie plaats in de dunne darm, waar vind welke resorptie plaats en welke stoffen worden er geresorbeerd?

A

Duodenum

  • Voedingsstoffen
  • Vitaminen
  • Mineralen (calcium/ ijzer)

Jejunum & ileum

  • Water
  • Vitamine B12
  • Galzouten
88
Q

Hoe wordt water en elektrolyten in de dunne darm geabsorbeerd?

A

Actief proces : Intra - transcellulair

Passief proces : Extra – , inter – of paracellulair

89
Q

Welke vitamine is belangrijk voor de opname van calcium

A

Vitamine D

90
Q

Waar zorgen fibreuze voedingsvezels voor?

A

Deze koolhydraten zijn niet verteerbaar en blijven intact.

  • Dit zorgt ervoor dat het voedsel sneller door de darm zal migreren
  • Daalt de vertering van niet - fibreuze koolhydraten
91
Q

Wat zijn de verschillende hormonen van het gastro - intestinum?

A

Gastrine, Secretine & Cholecystokinine – pancreozymine (CCK - PZ)

92
Q

Waar wordt gastrine vooral geproduceerd?

A

Productie in pylorusstreek van de maag, ter hoogte van duodenum en begin jejunum

93
Q

Wat is de functie van gastrine?

A

In de maag

  • Activatie maagsecretie
  • Activatie secretie histamine
  • Verhoging : Maagwandmotiliteit, Bloeddebiet & Synthese proteïnen in de maagwand
  • Bevorderd ontwikkeling van de maagwand bij jonge dieren
  • Contractie van de slokdarmsfincter

In de dunne darm en spijsverteringsklieren

  • Verhoogde secretie pancreassap, gal & darmsap
  • Verhoogde uitscheiding gal (Contracties galblaas + Relaxaties galblaassfincter)
  • Bevordert relaxatie ileocecale klep
  • Inhibeert absorptie van water & elektrolyten
  • Activeert synthese van insuline
94
Q

Wat is de functie van secretine?

A
  • Verhoging secretie pancreassap (door verhoging doorbloeding)
  • Remming maagwandvertering (vermindering maagsapsecretie & vertraging maaglediging)
  • Remming voormaagcontracties bij herkauwers
  • Vermindering reabsorptie van water door galblaas
  • Verhoging van de bloedcirculatie ter hoogte van het darmstelsel
  • Vermindering darmwandmotiliteit
  • Verhoogde secretie : insuline en gastrine
  • Verminderde secretie glucagon
  • Verhoging hartdebiet
95
Q

Waar wordt secretine vooral geproduceerd?

A

In de duodenum

96
Q

Waar wordt Cholecystokinine – pancreozymine (CCK – PZ) vooral geproduceerd?

A

Vooral productie in de kliercellen van de duodenum

97
Q

Wat is de functie van Cholecystokinine – pancreozymine (CCK – PZ)

A
  • Stimulatie maagsecretie
  • Stimulatie van pancreassecretie, galsecretie & darmsapsecretie
  • Verhoogde bloedcirculatie
  • Verminderde absorptie van water en elektrolyten
  • Verhoogde secretie van insuline & glucagon
  • Ter hoogte van hypothalamus : fungeert als neurotransmitter bij remming van voederopnameniveau
98
Q

Waardoor wordt speeksel gestimuleerd?

A
  • Vlak voor en tijdens het eten (vergemakkelijken slik - kauw proces)
  • Voor splitsen van koolhydraten : amylase
  • Voor splitsen van vetten : lipase
  • Herkauwers produceren continu speeksel : geschikt vloeibaar milieu voor fermentatie + buffers
99
Q

Wat is de samenstelling van speeksel?

A

Water & een kleine hoeveelheden elektrolyten

100
Q

Wat is er zo speciaal aan de samenstelling van speeksel bij herkauwers?

A

Tijdens de voederopname zal het speeksel rijk zijn aan bicarbonaat.
Wanneer er geen stimulans is om speeksel aan te maken is het rijk aan fosfaat en arm aan bicarbonaat.
Verder is er in speeksel van herkauwers ook ureum aanwezig.

101
Q

Wat is de functie van pancreassap?

A
  • Neutraliseren maagvocht
  • Verteringsenzymen
  • paard + varken : Buffervloeistof + fermentatiemedium
102
Q

Wat is de samenstelling van pancreassap?

A
  • Elektrolyten : Na, Mg, K, Ca
  • Enzymen : Amylase, lipase
  • Pro – enzymen : Procarboxypolypeptidase, trypsinogeen, chymotrypsinogeen
103
Q
Welk dier produceert het meeste pancreassap? 
A. Koe 
B. Varken 
C. Paard 
D. Schaap
A

C. Paard

104
Q

Hoe verloopt de controle van de pancreas? Leg de stappen ook wat uit

A
  1. Cefale fase
    - Voer wordt waargenomen
    - Gaat enzymrijk sap aanmaken
    - Synthese van nieuwe enzymen
  2. Gastrische fase
    - Stap die aanbreekt door de distentie van de maag
    - Zorgt voor verhoogde productie enzymen
    - Bicarbonaatproductie en volume pancreassap blijven eerder ongewijzigd
  3. Intestinale fase
    - Gestart door aankomst van zure chymen
    - Secretie van pancreasenzymen & bicarbonaat
105
Q

Bespreek kort het endocriene deel van de pancreas.

A

Het endocriene deel bevindt zich in de eilandjes van Langerhans

Glucagon : door α – cellen

  • Afbraak van glycogeen stimuleren
  • Stijging van glucose, vetzuren en glycerol in bloedspiegel

Insuline : door β – cellen

  • Stimuleert opbouw glycogeen
  • Inhibeert glycogeenafbraak
106
Q

Bespreek de vorming van gal

A

Primaire gal wordt geproduceerd door hepatocyten. Deze maken de primaire gal aan.
Deze zal nog wel wijzigingen ondergaan terwijl hij getransporteerd wordt.

107
Q

Is er een verschil in de excretie van gal bij monogastrische dieren en herkauwers?

A

Galexcretie is intermitterend monogastrische huisdieren

Continu bij herkauwers

108
Q
Welk dier heeft geen galblaas 
A. Paard 
B. Koe 
D. Schaap 
C. Kat
A

A. Paard

109
Q

Wat is de samenstelling + pH van gal?

A
  • Isotoon
  • ± 96 % water
  • Galzouten
  • Galpigmenten
  • Cholesterol
  • pH 7,4 à 8
110
Q

Wat is de functie van de gal(blaas)?

A
  • Opslaan en concentreren gal
  • Gal mengen met chymen : bicarbonaat toevoegen aan zure darminhoud
  • Gal vormt mee micellen : Absorptie mono – en diglyceriden
  • Bacteriostatische werking
111
Q

Wat zijn de 3 delen waaruit de dikke darm is opgebouwd ?

A

Caecum, colon & rectum

112
Q

Wat is de functie van de dikke darm ?

A

Het omvormen van spijsverteringsresten tot faeces

113
Q

Wat zijn de verschillende delen van het colon?

A
  • Colon ascendens : opstijgend deel
  • Colon transversum : over dunne darm, onder maag naar links tot aan de milt
  • Colon descendens : caudaalwaarts tot in het bekken
  • Colon sigmoideum : via S – bocht naar midden van het bekken
  • Colon rectalis : rectum of endeldarm, eindigt ter hoogte van anus
114
Q

Is er een scheiding tussen de dunne en de dikke darm?

A

Deze scheiding is gevormd door de ileocolische sfincter.

  • Regelt passage van de darminhoud
  • verhinderd retrograde terugvloei
115
Q

Uit welke cellen bestaat het epitheel van het grootste deel van de dikke darm?

A
  • Absorptiecellen : met microvilli

- Slijmbekercellen

116
Q

J / F

Er is enkel een oppervlaktevergroting te zien in de dunne darm, niet in de dikke darm.

A

FOUT

Er is ook een oppervlaktevergroting in de dikke darm.

117
Q

Welke soort spierlaag kunnen we terugvinden in de dikke darm?

A

Circulaire en longitudinale spierlaag.

118
Q

Welke sfincter kunnen we in het anaalkanaal terugvinden?

A
  • Een inwendige anaalsfincter : circulaire spierlaag

- Een uitwendige anaalsfincter : dwarsgestreept spierweefsel

119
Q

Waarvoor dient de microflora van de dikke darm bij herbivoren?

A

Vertering van cellulose

120
Q

Koolhydraten en eiwitten worden in de dikke darm omgezet tot?

A

Vluchtige vetzuren & ammoniak

121
Q

Welke stoffen worden er vooral geresorbeerd in de dikke darm?

A

H2O, elektrolyten, melkzuur, vluchtige vetzuren

122
Q

De dikke darm van het paard is zeer belangrijk. Waarom? En wat gebeurd er al er daar iets mis loopt

A

Het cecum van het paard heeft een zeer groot absorptie vermogen en is dus belangrijk om de nodige voedingsstoffen op de nemen.
Nu dit systeem is zeer fragiel, mocht hier iets mislopen kunnen er functionele stoornissen optreden die koliek kunnen veroorzaken.

123
Q

Wat bedoeld men met Azotemie?

A

Dit wijst naar een stijging van creatine en ureum in het bloed wat wijst op nierfalen

124
Q

Wat is de samenstelling van faeces ?

A
  • Water
  • Slijm
  • Zouten
  • Galkleurstoffen
  • Onverteerbare en onverteerde voedselresten
  • Bacteriën
  • Afgestoten darmwandcellen
125
Q

Welke stof zorgt voor de donkerbruine kleur van faeces?

A

Galkleurstoffen

126
Q

Hoe wordt de reflex voor de toename in activiteit van de colon bij de aankomst van voeder in de maag genoemd?

A

Gastrocolische reflex

127
Q

Wat is flatus?

A

Het laten vrijkomen van darmgassen.

Deze bestaan uit stikstof, koolstofdioxide, methaan en stikstofhoudende gassen

128
Q

Wat is de oorzaak voor een geelbruine lever?

A

Dit is een gevolg van leververvetting

129
Q

Door welk kapsel is de lever omgeven?

A

Kapsel van Gibson

130
Q

Met behulp van welk ligament is de lever verbonden met het diafragma?

A

Ligamentum falciforme

131
Q

Wat is het ligamentum teres

A

Overblijfsel van vena umbilicalis die tijdens embryonale leven O2 bloed van lever naar vena cava caudalis en naar het hart.

132
Q

Hoe wordt de afvoerbuis van de lever genoemd?

A

ductus hepaticus

133
Q

Waarvoor speelt de lever een belangrijke rol?

A

Bloedsamenstelling

134
Q

Hoe wordt de interlobulaire genoemd die we in de lever terugvinden?

A

Driehoekjes van Kiernan

135
Q

Waar vinden we de cellen van Kupfer terug ? Welke eigenschappen hebben deze?

A

We vinden deze terug in de lever, ze hebben een sterk fagocyterend vermogen.

136
Q

Welke 3 bloedvaten vinden we terug bij de lever, wat is hun rol?

A
  • Vena portae : aanvoer van substraten
  • Arteria hepatica : aanvoer van zuurstof
  • Vena cava caudalis : afvoer van het bloed uit de lever
137
Q

Waar verzamelen de galcapillairen zich in?

A

ductus hepaticus dexter & sinister

138
Q

Hoe noemt het afvoerkanaal dat het gal uit de galblaas vervoerd?

A

Ductus cysticus

139
Q

Hoe noemt het afvoerkanaal dat gal naar het duodenum vervoerd?

A

Ductus choledochus