186-195 Flashcards

1
Q

Het getal dat je deelt

A

Het deeltal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het getal waardoor je het deelt

A

De deler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Omgekeerde van een breuk

A

Het omgekeerde van een breuk is de breuk die je verkrijgt door teller en noemer te verwisselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

23 • 6 = 138

138 noem je…

A

Het product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

68 : 2 = 34

2 noem je…

A

Deler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

68 : 2 = 34

34 noem je…

A

Het quotiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

68 : 2 = 34

68 noem je…

A

Het deeltal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly