1.4 Help de prijzen stijgen Flashcards

1
Q

koopkracht

A

De hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

koopkracht hangt af van :

A

inkomen en de hoogte van de prijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

inflatie

A

algemene stijging van de prijzen.
Je koopkracht neemt af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

deflatie

A

De prijzen dalen.
Je koopkracht neemt toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kan inflatie ontstaan

A
  • Als de vraag naar producten harder stijgt dan het aanbod ervan
  • als de kosten bij bedrijven stijgen door bv hogere lonen. De hogere kosten worden doorberekend in de prijs van de producten
    -als de prijs van ingevoerde grondstoffen of producten stijgen
    -door hogere belastingen of heffingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

CPI

A

Consumentenprijsindexcijfer
Dat laat zien hoeveel prijzen gestegen zijn ten opzichte van het basisjaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

geldontwaarding

A

het geld zelf wordt minder waard als gevolg van inflatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

nominale verandering

A

verandering van bijvoorbeeld de lonen, waarbij je geen rekening houdt met inflatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

prijscompensatie

A

de lonen stijgen net zo veel als de prijzen, waardoor je koopkracht gelijk belijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

reele verandering

A

Verandering van bv de lonen waarbij je rekening houdt met de inflatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

loon-prijsspiraal

A

Een vicieuze cirkel van loon en prijsstijgingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly