1.3 Lezen Flashcards

1
Q

Artikel (uiteenzetting)

A

Een tekst die uitleg geeft over een onderwerp en informatie deelt zonder meningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Onderwerp

A

Waar de tekst over gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoofdgedachte

A

Het belangrijkste wat een schrijver over een onderwerp zegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Informatieve tekst

A

Tekst waarbij de hoofdgedachte altijd bestaat uit feitelijke informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Betogende tekst

A

Een tekst waarbij de hoofdgedachte altijd bestaat uit een mening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Alinea

A

Een deel van een tekst dat bestaat uit een kernzin en een uitleg van de kernzin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kernzin

A

Zin met de belangrijkste informatie van de alinea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Inleiding

A

Eerste gedeelte van een tekst dat kort het onderwerp introduceert en de aandacht trekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Slot

A

Laatste gedeelte van een tekst dat een conclosie, samenvatting of een advies geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tekstverband

A

Verband tussen zinnen en alinea’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Signaalwoord

A

Een woord dat zinnen en alinea’s met elkaar vebindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Opsommend tekstverband

A

Tekstverband dat twee of meer tekstdelen in volgorde noemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Tekstverband tijdsvolgorde

A

Tekstveband dat aangeeft in welke volgorde gebeurtenissen plaatsvinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Tegenstellend tekstverband

A

Tekstverband dat aangeeft welke tekstdelen een tegenstelling vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uitleggend tekstverband

A

Tekstveband dat een verklaring aangeeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Redengevend tekstverband

A

Tekstverband dat een reden aangeeft

17
Q

Concluderend tekstverband

A

Tekstverband waarbij je conclusies trekt

18
Q

Vergelijkend tekstverband

A

Tekstverband dat een vergelijking aanduidt

19
Q

Samenvattend tekstverband

A

Tekstverband dat je vaak aan het eind van een tekst vindt

20
Q

Tekstverband oorzaak/gevolg

A

tekstverband dat aangeeft dat er iets gebeurt, omdat er daarvóór iets anders plaatsvond

21
Q

tekstverband middel/doel

A

tekstverband waarin je aangeeft iets te willen bereiken en wat je daarvoor nodig hebt

22
Q

Voorwaardelijk tekstverband

A

tekstverband waarin je aangeeft dat iets alleen gebeurt als er aan een voorwaarde is voldaan