1.3 begrippen + 1.4 begrippen Flashcards

1
Q

Experimentele archeologie

A

Het leven onderzoeken door iets te proberen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gevolg

A

Iets wat door iets gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerkend aspect

A

Speciaal onderwerp van een tijdvak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Middel van bestaan

A

Manier om aan voedsel te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nomade

A

Iemand die rondtrekt zonder vaste woonplaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oorzaak

A

Waardoor iets gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Samenleving

A

(Maatschapij) Hoe een grote groep mensen samenleeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Samenleving van jager-verzamelaars

A

Samenleving waarin nomaden leven van wat ze vangen en vinden in de natuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Steentijd

A

Tijd waarin steen een balangerijk materiaal was om voorwerpen van te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tijd van de jagers en boeren

A

(Prehistorie) Eerste tijdvak (tot 3000 v.C)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

akkerbouw

A

plantaardig voedsel verbouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

contnuïteit

A

Als iets niet of bijna niet verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

economie

A

manier om aan voedsel en andre dingen te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

landbouw

A

akkerbouw en veeteelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

landbouwrevolutie

A

ontaan van de landbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

landbouwsamenleving

A

samenleving waarin mensen in dorpen leven van de landbouw

17
Q

revolutie

A

grote verandering

18
Q

veeteelt

A

fokken en houden van tamme dieren

19
Q

werktuig

A

voorwerp waarmee je iets doet of maakt

20
Q

zelfvoorzienend

A

voor zichzelf zorgend