1.3 Architectuur Flashcards

1
Q

Uit welke lagen bestaat een netwerk en welk probleem lossen ze op?

A

Van onder naar boven:
Hardware = maakt fysieke verbindingen tussen apparaten mogelijk
Host-to-host = zorgt ervoor dat verschillende computers met elkaar kunnen communiceren
Process-to-process = zorgt ervoor dat die computers berichten naar elkaar kunnen sturen
Applicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn voordelen van de gelaagdheid in een netwerk?

A

Beheerbaarheid (niet één groot ingewikkeld systeem) en modulariteit (bv bij nieuwe soort communicatie toevoegen, dat kan in 1 laag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn protocollen?

A

De abstracte objecten die de lagen van een netwerk vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat biedt een protocol?

A

Een communicatiedienst waarmee hogere niveau’s in het netwerk berichten kunnen uitwisselen.
BV: protocol voor verzoek/antwoord-communicatie en continue berichtenstromen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de 2 soorten interfaces van een protocol en wat houden ze in + voorbeeld?

A

Service-interface = lokale programma’s op dezelfde computer gebruiken dit om te communiceren via het protocol.
BV: webbrowser gebruikt HTTP-protocol om webpagina’s op te vragen van server

Peer-interface = hiermee communiceert het protocol op jouw computer met zijn tegenhanger (peer) op een andere computer. Bepaalt hoe berichten tussen 2 computers uitgewisseld worden.
BV: bij HTTP bepaalt hoe een GET-verzoek eruit ziet en hoe de server moet reageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een header of trailer?

A

Klein stukje data die helpt bij communicatie tussen protocollen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een body of payload?

A

Het bericht zelf dat tussen protocollen gestuurd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe noem je het proces van de gegevens die tussen protocollen gedeeld worden verpakken in een nieuw jasje (zodat het protocol weet wat die ermee moet)?

A

Encapsulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoeveel headers kunnen er op een bericht zitten?

A

Meerdere, elke laag kan zijn eigen header toevoegen. BV eerst RRP, daarna HTTP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is multiplexing?

A

Meerdere gegevensstromen over enkele fysieke verbinding sturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is demultiplexing en hoe werkt het?

A

Wat: aan de ontvangende kant de berichten scheiden op een fysieke verbinding en naar de juiste applicatie sturen.
Hoe: door in de header van protocol een identificator (demux key) toevoegen die aangeeft bij welke applicatie het bericht hoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ezelsbruggetje OSI-model

A

Ff = fysieke laag
Data = datalink laag
Naar = netwerk laag
Transport = transport laag
Sturen = sessie laag
P = presentatie laag
A = applicatie laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar staat de eerste laag van het OSI-model voor? (van onder naar boven)

A

Fysieke laag behandelt de overdracht van ruwe bits over een communicatielink

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar staat de tweedelaag van het OSI-model voor? (van onder naar boven)

A

Datalinklaag verzamelt de bitstroom van de fysieke laag in grotere eenheden (=frames). Die frames worden aan hosts geleverd en vaak geïmplementeerd door netwerkadapters en stuurprogramma’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar staat de derde laag van het OSI-model voor? (van onder naar boven)

A

Netwerklaag routeert gegevens (= pakketten) tussen knooppunten in pakket-geschakeld netwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar staat de vierde laag van het OSI-model voor? (van onder naar boven)

A

Transportlaag implementeert process-to-process communicatie kanalen. Gegevens worden berichten genoemd en draait meestal op eindhosts

17
Q

Waar staat de vijfde laag van het OSI-model voor? (van onder naar boven)

A

Sessielaag koppelt verschillende transportstromen die deel uit maken van 1 applicatie. BV beheren live audio- en videostreams

18
Q

Waar staat de zesde laag van het OSI-model voor? (van onder naar boven)

A

Presentatielaag zorgt voor de indeling van gegevens die tussen peers uitgewisseld worden. BV manier van coderen video’s

19
Q

Waar staat de laatste laag van het OSI-model voor? (van onder naar boven)

A

Applicatielaag bevat protocollen zoals HTTP die browsercommunicatie mogelijk maakt

20
Q

Wat is een ander woord voor internetarchitectuur?

A

TCP/IP-architectuur

21
Q

Waar staat de eerste laag van de TCP/IP-architectuur voor?

A

Netwerklaag bevat verschillende netwerkprotocollen (Ethernet, Wi-Fi)

22
Q

Waar staat de tweede laag van de TCP/IP-architectuur voor?

A

Internetprotocol (IP) biedt de mogelijkheid om meerdere netwerktechnologieën te verbinden in één enkel logisch netwerk

23
Q

Waar staat de derde laag van de TCP/IP-architectuur voor?

A

Transportlaag bevat protocollen TCP en UDP

24
Q

Waar staat de vierde laag van de TCP/IP-architectuur voor?

A

Applicatielaag bevat protocollen zoals HTTP, FTP en SMTP. Maakt interactie van populaire applicaties mogelijk