13+15; Hormonen Flashcards

1
Q

adrenaline

A

bijniermerghormoon met sympathicuswerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

adrenocorticotroop hormoon (ACTH)

A

hypofysehormoon beinvloed werking bijnierschors

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

androgeen hormoon

A

mannelijk hormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

antidiuretisch hormoon (ADH)

A

hypofysehormoon remt vochtuitscheiding door nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

calcitonine

A

schildklierhormoon met effect op calcium, antagonist parathormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

cortex

A

schors

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

endocriene klieren

A

klieren met interne afscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

glandula parathyroidea

A

bijschildklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

glandula suprarenalis

A

bijniermerghormoon met sympathicuswerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

glandula thyroidea

A

schildklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

glucagon

A

pancreashormoon verhoogt suikerspiegel, antagonist insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

glucocorticoiden

A

bijnierschorshormoon met remmende wereking ontsteking/overgevoeligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

gonadotroop hormoon

A

hypofysehormoon, beinvloed werking vrouwelijke geslachtsklieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hormoon

A

stof die via bloed processen in werking zet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hyposfyse

A

hormoonproducerende klier onder heresenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hypothalamus

A

centrum hersenstaam die oa werking hypofyse beinvloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

insuline

A

pancreashormoon verlaagt suikerspiegel, antagonist glucagon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

interne secretie

A

aan bloed afgegeven producten door klieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

medulla

20
Q

mineralocortoiden

A

bijnierschorshormoon met werking op terugresorptie water uit voorurine

21
Q

overia

A

eierstokken

22
Q

acidose

A

verzuring lichaam, ontregelt processen

23
Q

auto-immiinziekte

A

imuunsysteem vormt antistoffen tegen eigen weefsel

24
Q

dehydratie

A

uitdroging

25
Q

diabetische angiopathie

A

aandoening bloedvaten nav diabetes

26
Q

diabetische neuropathie

A

aandoening zenuwen nav diabetes

27
Q

diabetische retinopathie

A

aandoening netvlies nav diabetes

28
Q

diabetes mellitus

A

suikerziekte

29
Q

exoftalmie

A

uitpuilen ogen

30
Q

feochromocytoom

A

tumor bijnier, vergrote productie adrenaline

31
Q

glucoserie

A

suiker in urine

32
Q

hirsutisme

A

overmatig beharing bij vrouwen

33
Q

hypoglykemie

A

te laag bloedsuiker

34
Q

hypothyreoidie

A

onvoldoende productie schildklierhormoon

35
Q

hyperglykemie

A

te hoge bloedsuiker

36
Q

hyperemesis

A

overmatig braken

37
Q

hyperthyreoidie

A

overmatig productie schildklierhormoon

38
Q

polydipsie

A

veel drinken door overmatig dorst

39
Q

polyurie

A

vaak/veel plassen

40
Q

prednison

A

synthetisch bijnierschorshormoon

41
Q

struma

A

vergroting schildklier

42
Q

tachypneu

A

diepe/snelle ademhaling

43
Q

thyreoiditis

A

ontsteking schildklier

44
Q

ziekte van Addison

A

te weinig hormonen van de bijnier

45
Q

ziekte van Cushing

A

te veel hormoon van de bijnier