1.3 Flashcards

1
Q

de 3 fase s vann een stof

A

vaste, vloeibare, gasvormige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vast als

A

de temp lager is dan het smeltpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een stof is vloeibaar als

A

de temp tussen het smelt en kook punt in zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een stof is gasvormig als

A

de temp hoger is dan het kookpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vast=

A

solid (s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vloeibaar=

A

liquid(l)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gasvormig=

A

gas(g)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

opgelost in water=

A

aqua (aq)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij ijs noem je het

A

water (s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bij kraanwater noem je het

A

water (l)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

suiker op gelost in water noem je

A

suiker (aq)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

s, l, g, en aq noem je

A

toestandsaanduidingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

C* naar K is

A

+273

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

K naar C* is

A

-273

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een zuivere stof

A

bestaat uit 1 stof en heeft een kook en smelt punt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een mengsel

A

bestaat uit 2 of meer stoffen en heeft een smelt en kook traject de temperatuur loopt langsaam af en op