1.3 Flashcards

1
Q

Authority based medicine

A
  • veel variatie in behandeling en uitkomst
  • traditionele training o.b.v. common sense
  • nadruk op autoriteit en individuele autonomie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Evidence based medicine

A
  • Minder nadruk op autoriteit/individuele autonomie
  • Systematisch verzamelen van gegeven die reproduceerbaar en unbiased zijn om het effect van (nieuwe) behandeling en diagnostiek in kaart te brengen. Keuze van behandeling niet gebaseerd op individueel, maar bundeling alle artsen. Kan echter misleidend zijn.
  • nieuwe vaardigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Integreren klinische expertise en extern wetenschappelijk bewijs

A
  1. ontwikkel een gerichte klinische vraag
  2. zoek naar bewijs
  3. beoordeel het bewijs
  4. pas het bewijs toe op. patiënt
  5. evalueer de prestatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Misverstanden evidence based medicine

A
  • negeren klinische ervaring en intuïtie
  • negeren van standaardaspecten van klinische training
  • begrijpen van basisonderzoeken speelt geen rol
  • kookboek geneeskunde
  • EBM alleen richten op RCT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Real evidence based medicine

A
  • Evidence based:
  • Practice based:
  • Preference based:
  • practice biased medicine
  • evidence biased medicine
  • demand based medicine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Evidence based

A

wetenschappelijk bewijs uit de literatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Practice based

A

Praktijkervaring in rol behandelkeuze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

preference based

A

voorkeuren van de patiënt in behandelkeuze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Practice biased medicine

A

Alleen gebaseerd op klinische ervaring van de arts (oude autoriteit medicine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Evidence biased medicine

A

Alleen gebaseerd op wetenschappelijk bewijs. Geen rekening klinische expertise arts of voorkeuren van patiënt. Klein effect, is dat effect voor deze patiënt belangrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Demand based medicine

A

Alleen gebaseerd op voorkeuren van de patiënt, ze zijn leidend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Type uitkomstmaten

A
  • harde
  • surrogaat
  • patientgeorienteerde
  • samengestelde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Harde uitkomstmaten

A

 eenvoudig en rechtstreeks vast te stellen, gevolg onderzochte ziekte
 bijvoorbeeld: morbiditeit = heeft de patiënt de ziekte; mortaliteit = is hij in leven
 is hij lang in leven dan meet je dat met overleving (harde uitkomst maat)
 belangrijkste uitkomstmaat, dit is wat je wilt bereiken
 makkelijk te weten/meten, wel of niet ziek  finale uitkomsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Surrogaat uitkomstmaten

A

 eenvoudig te meten, klinische uitkomst
 bijvoorbeeld: bloeddruk, laboratoriumuitslag
 is niet waar je als ziekenhuis in geïnteresseerd bent
 niet een directe maat voor een klinisch effect
 iemand heeft geen last van hoge bloeddruk, maar als je het langer hebt, heb je kans of ziektes, zoals hartinfarct
 surrogaat uitkomst (sterke relatie met finale uitkomst hebben) is intermediaire uitkomst (tussenstation) voor de finale uitkomst hartinfarct (finale uitkomst)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Patiëntgeoriënteerde uitkomstmaten

A

 richten zich op beperken van symptomen en beperken ziekte last
 Bijvoorbeeld: behandeling Parkinson, symptomen te verminderen.
 Symptomen en ziektelast verminderen
 vaak onderzocht door vragenlijsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Samengestelde uitkomstmaten

A

 combinatie uitkomsten; zowel surrogaat uitkomst als patiëntgeoriënteerde uitkomst
 als meerdere uitkomsten van belang zijn
 als twee eindpunten in klinisch opzicht met elkaar verbonden zijn
 geen afzonderlijk eindpunt bij voor- en nadelen; gebalanceerd oordeel
 steekproefgrootte reduceren, bivjoorbeeld wanneer bepaalde uitkomsten weinig voorkomen.

17
Q

Keuze uitkomstmaat afhankelijjk van

A
  • validiteit
  • betrouwbaarheid
  • duur van de studie
  • kosten van de studie
18
Q

Wat is effectieve zorg

A

Zorg waar je beter van wordt –> wat is beter? Zorg die je nodig hebt –> wat is nodig?
Zorg die goed voor je is –> wat is goed voor je?