1.2 Samenleving: algemene begrippen Flashcards
Samenleving
verwijst naar een groepering van mensen die samen leven
Maatschappij
als de samenleving ook samen werken, handelen en instituten vormen dan wordt hierover gesproken
Cultuurkenmerken
Is een samenleving met verschillende kenmerken binnen de cultuur
Socialisatieproces
het geheel aan waarden, normen, attitutdes en algemeen aanvaard gedrag (binnen een cultuur) dat iedereen als lid van de samenleving doorgeeft als middel van een leerproces
Primaire socialisatie
leert iemand hoe het werkt in de wereld om zich heen
Secundaire socialisatie
Je leert wat je wel en niet hoort te doen binnen een formele groepering (werk/beroep)
Waarden
Zijn fundamentele ideeën over wat belangrijk is (Respect, eerlijkheid, trouw, moed en rechtvaardigheid)
Normen
concrete gedragsregels die volgens een groepering bij een van de vastgestelde waarden hoort
attitude
is een houding ten opzichte van iets of iemand
Algemeen aanvaard gedrag
Is het gedrag wat vastgesteld is in routine, gewoonten, tradities en rituelen
Cultuur relativistische visie
Gaat ervan uit dat elke groepering zijn eigen normen, waarden en gebruiken heeft en mag hebben
Universalisme
Gaat ervan uit dat er sommige waarden en normen voor iedereen gelden
Pluralisme
Gaat ervan uit dat mensen onderdeel zijn van verschillende groeperingen en waardensystemen.
Verzuiing
Mensen die vooral om gaan met mensen uit hun eigen levensbeschouwingelijke groepering
Superdiversiteit
Om aan te geven dat samenlevingen niet meer uit een of enkele culturen bestaan, maar juist uit veel verschillende op elkaar inspelende culturen
Structuurkenmerken
Een samenleving verwijzen naar de verschillende posities die mensen of groeperingen in een maatschappij hebben en hoe deze posities zich tot elkaar verhouden
Groepering/groepen
Een verzameling mensen die samen iets heeft
Collectiviteit
Leden kennen elkaar niet maar hebben wel een duidelijk gezamenlijk belang of doel (denk aan leden van een vakbond bijv)
Sociale categorie
Mensen hebben hetzelfde kenmerk (het hebben van rood haar of dezelfde nationaliteit)
Positie
Een plek of plaats die iemand of een groepering inneemt in de maatschappij
Sociale structuur
Het geheel aan posities van individuen en groeperingen die met elkaar in verhouding staan
Interdependentie
Mensen als individu of als onderdeel van een groepering zijn altijd afhankelijk van elkaar en die afhankelijkheid noem je zo
Bindingen
Manieren waarop mensen van elkaar afhankelijk zijn
Economische bindingen
Mensen zijn afhankelijk van elkaar door verdeling van schaarse goederen
Politieke bindingen
Mensen verschillen in de mogelijkheid om fysieke dwang te gebruiken
Affectieve bindingen
Mensen hebben elkaar nodig voor genegenheid, liefde en steun
Cognitieve bindingen
Mensen leren van elkaar en kunnen daardoor verder ontwikkelen
Rollen
Bij elke positie horen verwachtingen die anderen hebben van de persoon die de positie heeft
Intern conflict
Wanneer iemand verschillende verwachtingen ervaart binnen dezelfde positie
Extern conflict
Ontstaat wanneer de verwachtingen bijhorende verschillende posities met elkaar in conflict komen
Macht
Is het vermogen van personen of groeperingen om een samenleving vorm te geven en het gedrag van andere te beïnvloeden
Machtsbronnen
Manieren om macht uit te kunnen oefenen
Machtsongelijkheid
Niet iedereen heeft evenveel macht
Sociale ongelijkheid
Wanneer in een samenleving verschil in macht is tussen sociale posities van groeperingen
Sociaal economische ongelijkheid
Ongelijkheid op basis van de economische positie die iemand of een groepering inneemt
Sociale stratificatie
Houdt in dat een samenleving is opgebouwd in lagen van omvangrijke groeperingen waartussen ongelijkheidsverhoudingen bestaan
Kastensysteem
Een op religie en traditie gebasseerde systeem van geaccepteerde ongelijkheid tussen groepen in de samenleving
Standenmaatschappij
Hierbij kennen adel, de geestelijkheid, de burgerij en de boeren hun eigen recht en plichten
Beroepenprestigeladder
Een middel om sociale stratificatie bij sociaal economische koassen in kaart te brengen
Sociale mobiliteit
De mogelijkheid om van positie te veranderen op de ladder
Verticale mobiliteit
Wisselen tussen niveau’s wanneer je je baan verliest
Horizontale mobiliteit
Het wisselen van baan binnen een bepaalde statusgroep
Sociale uitsluiting
Wanneer een groepering je er niet bij wil
Discriminatie
Ongelijke behandeling op basis van niet-relevante gronden. Dit is Nederland bij wet verboden
Vooroordelen
Van te voren een oordeel hebben bij iets of iemand
Liberalen
Zijn van mening dat de vrije markt voor een groot deel bepaald wie meer of minder machtig is
Socialisten
Zijn van mening dat de overheid juist wel moet ingrijpen. Ook in de economie en op de arbeidsmarkt
Confessionelen (corporatisten)
Hechten veel belang aan de gemeenschap
Dynamische samenleving
Omdat mensen veranderen, nieuwe technieken ontstaan, nieuwe mogelijkheden aangeboden worden en er verschillende samenlevingen elkaar beïnvloeden. Hiervoor veranderd de samenleving steeds weer